debatteren

Debatteren
Je leert bij debatteren je eigen mening te onderbouwen en goed onder woorden te brengen.
Je leert ook kritisch te luisteren en je te verplaatsen in de gedachten van anderen.
Je leert anderen te overtuigen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Debatteren
Je leert bij debatteren je eigen mening te onderbouwen en goed onder woorden te brengen.
Je leert ook kritisch te luisteren en je te verplaatsen in de gedachten van anderen.
Je leert anderen te overtuigen.

Slide 1 - Tekstslide



  1.  Het is niet de bedoeling dat je van mening verandert. 
  2.  Je probeert niet je tegenstander, maar de jury te overtuigen. 
  3.  De jury bepaalt welke partij gewonnen heeft.

Slide 2 - Tekstslide

regels tijdens het debat

1. Debatsleider leidt de discussie en bepaalt wie en wanneer je mag praten.
2. Je gaat staan wanneer je je argument noemt.
3. Je gebruikt geen scheldwoorden
4. Blijf bij de stelling
5. Je valt nooit een persoon aan maar de argumenten van de persoon
6. Je lacht een ander niet uit

Slide 3 - Tekstslide

Het debat:

1. Eerst mogen de voorstanders 2 minuten spreken.
Ze zeggen wat er goed is aan de stelling en waarom.
2. Daarna spreken de tegenstanders 2 minuten.
Zij zeggen wat er niet goed is aan de stelling en waarom.

3. Er is een time-out van 1 minuut om met elkaar te overleggen

Slide 4 - Tekstslide

4. De voor- en tegenstanders proberen de argumenten van het andere team te weerleggen. 
Ze proberen te laten zien waarom het niet klopt wat het andere team zegt.

5. Er is een time-out om de slotbeurt met conclusie voor te bereiden (ook weer 1 minuut).

6. Elk team krijgt een slotbeurt van 1 minuut.
Eerst de tegenstanders, als laatste de voorstanders.
(hierbij kom je niet meer met nieuwe argumenten, je probeert de jury te overtuigen en mag reageren op wat er eerder is gezegd.
Je kunt nog kort je mening geven.

Slide 5 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

hoe bedenk je een argument
Debatsleider leidt de discussie en bepaalt wie en wanneer je mag praten.
2. Je gaat staan wanneer je je argument noemt.
3. Je gebruikt geen scheldwoorden
4. Blijf bij de stelling
5. Je valt nooit een persoon aan maar de argumenten van de persoon
6. Je lacht een ander niet uit

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Nu zijn we tegen de stelling
We beantwoorden dezelfde 3 vragen, 
maar bedenk dat we tegen de stelling zijn!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

opdracht
1. maak tweetallen
2. kies een stelling
3. bedenk argumenten voor en/of tegen de stelling.
4. bedenk wat je gaat zeggen tijdens het debat.

Slide 12 - Tekstslide

en dan nu de stellingen
  1. Alle doping in de sport moet legaal worden.
  2.  Voor het plaatsen van foto’s op Instagram moet iedereen op de foto toestemming geven.
  3.  Er moet een ‘anti-pestpolitie’ komen die uit leerlingen bestaat.
  4.  Iedereen moet vegetariër worden.
  5.  Supermarkten mogen alleen reclame maken voor gezonde voeding.
  6.  WhatsAppen met docenten moet verboden worden.
  7.  Op scholen mogen geen cijfers worden gegeven.

Slide 13 - Tekstslide

en dan nu de stellingen
  1. Alle doping in de sport moet legaal worden.
  2.  Voor het plaatsen van foto’s op Instagram moet iedereen op de foto toestemming geven.
  3.  Er moet een ‘anti-pestpolitie’ komen die uit leerlingen bestaat.
  4.  Iedereen moet vegetariër worden.
  5.  Supermarkten mogen alleen reclame maken voor gezonde voeding.
  6.  WhatsAppen met docenten moet verboden worden.
  7.  Op scholen mogen geen cijfers worden gegeven.

Slide 14 - Tekstslide

Je ziet dat de stellingen heel zwart/wit zijn gesteld.
Je zou ervoor kunnen zetten: ik vind dat........
Dat nodigt uit tot een reactie en discussie.

Slide 15 - Tekstslide

Maak nu in een klein groepje (max 4) zelf een stelling

Slide 16 - Open vraag

Elk groepje kiest nu voor of tegen welke stelling het een debat wil gaan voeren.
We maken vandaag een verdeling en gaan het debat voorbereiden.
Bedenk zowel argumenten voor als tegenargumenten om een goed debat te kunnen voeren. Ook onderbouwingen en weerleggingen kun je nu vast bedenken. 
Bedenk dat je begint met 2 minuten verdediging van jouw standpunt.

Slide 17 - Tekstslide

1. Kun je de tijd vol krijgen of houd je tijd over?
2. Heeft iemand voor zijn beurt gepraat?
3. Is iedereen ongeveer evenveel aan de beurt geweest?
4. Hebben jullie goed samengewerkt tijdens het debat?
5. Kwam het andere team met onverwachte argumenten?
6. Welke argumenten van de tegenstanders waren  moeilijk te weerleggen?
7. Op welke argumenten heeft het andere team niet gereageerd?

Slide 18 - Tekstslide

- Zwarte Piet moet blijven
   voor: Tamara, Saskia, Mirjam, Lotte
   tegen: Renate, Annemijn, Petra
- De doodstraf moet legaal worden in Nederland
   voor: Mathias, Sander, Sander, Timon
   tegen: Jos, Jochem, Johan
Je hoeft op school geen les te krijgen in je moedertaal
   voor: Myrthe, Eline, Eline, Vera
   tegen: Martijn, Thom, Ruben
-Ons land moet meer vluchtelingen opnemen  
   voor: Daniek, Lotte, Ye Young
   tegen: Stefan, Arjan, Tim, Jan

Slide 19 - Tekstslide

- Roken moet verboden worden op openbare plekken

   voor: Lindsey, Jarick, Jens, Femke

   tegen: Teun, Ad, Mark, Jochem

- Bh dragen moet geen verplichting zijn op school

   voor: Quinxia, Marike, Sharon-Lynn, Jessy

   tegen: Hanna, Bente, Philip, Coen

- De school moet later beginnen

   voor: Bjorn, Jesse, Matthijs

   tegen: Benjamin, Thijs, Suzanne, Sophia

- Energydrank moet verboden worden voor jongeren

   voor: Remco, Bas, Rody

   tegen: Meike, Jia Yue

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link