kinderarbeid

Kinderarbeid
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieLezen+2BasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

Ieder kind heeft het recht om naar school te gaan. En je mag geen werk doen waardoor je niet naar school kunt. Dat staat in het Kinderrechtenverdrag. Toch werken er over de hele wereld nog steeds miljoenen kinderen. In Nederland is kinderarbeid verboden sinds 1874.

Onderdelen in deze les

Kinderarbeid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al over kinderarbeid?

  • Schrijf op een los blaadje minimaal 1 vraag die je zou willen stellen aan een kind uit de tijd van de Industriële Revolutie die werkt in een fabriek. Bedenk ook minimaal 1 vraag  die je zou willen stellen aan een kind dat nu ergens moet werken en niet naar school kan. Wat zou jij graag willen weten?

  • Loop rond door de klas tot je iemand tegen komt en wissel de vragen uit. Probeer te bedenken welk antwoord een kind zou kunnen geven op de vraag van de ander.



timer
3:00
Interview

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragenmuur & Weetmuur
Wat zou je willen weten over kinderarbeid? Schrijf jouw vragen op en plak ze op de vragenmuur!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie
Na deze les:
  • weet ik dat kinderarbeid één van de gevolgen van de industrialisatie in Nederland was.
  • weet ik dat het verzet in Nederland hiertegen leidde tot het kinderwetje van Van Houten in 1874. 
  • weet ik dat er ondanks het Kinderrechtenverdrag nog steeds kinderen over de hele wereld werken.
Dit ga je leren
Woordenschat

Na deze les:
  • begrijp ik de belangrijke woorden die met kinderarbeid maken hebben.
Taal
Na deze les :
  • Ik kan een debat voeren als voorstander, tegenstander of jurylid over kinderarbeid.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Over welke tijd hebben we het?
De tijd van burgers en stoommachines: 
1800 tot 1900

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdiepende tekst

Arceer de woorden die je nog niet goed begrijpt. Arceer in ieder geval: 

  • het recht
  • verdrag
  • kinderarbeid
  • kritiek
  • Tweede Kamerlid
  • aangenomen
  • uitzonderingen
  • plantages

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat
Kinderarbeid
het recht
Iets wat je mag doen of hebben.
Kinderen in Nederland hebben het recht om naar school te gaan.
kinderarbeid
Werk dat gedaan wordt door jonge kinderen.
In arme landen is er vaak nog kinderarbeid.
het verdrag
Officiële afspraak tussen twee of meer landen.
Nederland heeft een verdrag afgesloten met Duitsland over de handel.
de plantage
Terrein in de tropen voor het verbouwen van bijvoorbeeld katoen, koffie en cacao.
Op deze plantage werken veel kinderen.
kritiek
Het noemen van fouten.
Mensen hebben tegenwoordig veel kritiek op kinderarbeid.

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga met behulp van de hulpkaart op zoek naar de betekenis van de woorden die jij hebt gearceerd. 
Weet je de betekenis nog niet? Schrijf de betekenis voor jezelf op. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Heb jij het goed begrepen? 
Test je kennis!
Waarom moesten kinderen vroeger in Nederland werken?
A
Kinderen konden met hun kleine handen beter werk leveren.
B
Kinderen waren goedkoop.
C
Kinderen wilden graag werken in deze tijd.
D
Er waren te weinig volwassenen om te werken.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij het goed begrepen?
Test je kennis!
Wanneer kwam het kinderwetje van Van Houten?
Sleep het vinkje naar het juiste jaartal.
1950
1917
1850
1874

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Soms werkten kinderen al vanaf zes of zeven jaar in een fabriek. Wel twaalf uur achter elkaar, óók op zaterdag en soms zelfs ’s nachts! Het werk was zwaar, saai en soms zelfs gevaarlijk. En in de fabrieken was het donker en was de lucht ongezond. 
Kun jij je voorstellen dat jij in zulke omstandigheden moest werken? Bespreek met je schoudermaatje.

Slide 12 - Tekstslide

Filmpje
De leerlingen bekijken het filmpje en maken tijdens het kijken aantekeningen in hun logboek.
.
Na 1860 kwam er kritiek op kinderarbeid. Artsen en leraren legden uit dat het ongezond was voor kinderen om te werken. Waarom is werken voor kinderen ongezond, denk jij? Noem twee redenen.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij het goed begrepen?
Test je kennis!
Wat stond er in de leerplichtwet? 
Slepen maar!
De leerplichtwet
 Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer in fabrieken en werkplaatsen werken. 
Kinderen boven de twaalf jaar hebben de plicht om te leren.
Ieder kind van zeven tot twaalf jaar moet verplicht naar school

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

.
In de Arbeidstijdenwet staat dat een bijbaantje niet te zwaar mag zijn.
Wat denk jij dat kinderen vanaf dertien in Nederland nog niet mogen doen?
Noem drie dingen.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ondanks het Kinderrechtenverdrag moeten nog steeds veel kinderen werken in de wereld. Bekijk hier een filmpje over dit onderwerp.

Slide 16 - Tekstslide

Filmpje
De leerlingen bekijken het filmpje en maken tijdens het kijken aantekeningen in hun logboek.
..
.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
Is de uitspraak WAAR of NIET WAAR?
Dankzij het Kinderrechtenverdrag hoeft geen enkel kind meer te werken in de wereld.
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Waarom denk jij dat kinderarbeid nog steeds bestaat?
Bespreek drie redenen met je schoudermaatje en schrijf op.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Wat vind je ervan dat sommige bedrijven erop letten dat er geen kinderen werken aan hun producten? Waarom vind je dat?
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze les heb je geleerd hoe het voor kinderen is om te werken. De hoogste tijd om een debat te voeren over kinderarbeid! 

Slide 20 - Tekstslide

Filmpje
De leerlingen bekijken het filmpje en maken tijdens het kijken aantekeningen in hun logboek.
Verwerkingsopdracht
Een debat
Bij een debat reageer je op een stelling, waarbij je voor of tegen de stelling bent en de derde partij (de jury) probeert te overtuigen. 
Een debat voeren
Noem voorbeelden
In een debat over het gratis maken van museumbezoek:
“Zelf ben ik dit weekend naar een museum geweest, maar dat zouden we niet gedaan hebben als we moesten betalen!” 
Ik geef je tips!
Gebruik feiten
In een debat over televisie kijken:
“Ik heb zojuist even rondgevraagd en meer dan de helft van de kinderen in deze klas kijkt langer dan twee uur TV per dag!” 
Maak vergelijkingen
In een debat over langere lestijden:
“Maar het is wel oneerlijk als wij een middag langer naar school zouden moeten en de leerlingen van de school hiernaast hoeven dat niet!” 
Gebruik humor
Iets waar iedereen van houdt is een goede grap. Een grap zal het publiek aan het lachen maken en het zorgt voor een vrolijke noot in vaak serieuze discussies.
Let op je lichaamshouding
De houding van de spreker in een debat bepaalt voor een groot deel hoe je overkomt bij de luisteraar. Dit bereik je door rechtop te staan en het lichaam te gebruiken, denk aan handgebaren, gezichtsuitdrukking en het maken van oogcontact. 
Geef oplossingen
In een debat over het verbieden van snoep op school: “We moeten niet het snoepen verbieden, maar we moeten er juist voor zorgen dat er meer gezonde dingen worden gegeten. Iedereen moet in de pauze een appel krijgen!” 
Gebruik je stem
Door het bewust gebruiken van de stem (bijvoorbeeld hard of zacht praten) kan je overtuigingskracht vergroten. Of door te variëren in spreeksnelheid. Sommige zinsdelen kunnen langzaam worden uitgesproken zoals: “Dit is heel… erg… fout!” 
Spreek kort maar krachtig
Praat duidelijk en gebruik geen lange zinnen. Soms is iemand zo lang van stof dat zijn tegenstander én jury aan het einde van een zin niet meer weten hoe die zin begon. 
Stel een vraag
In een debat over het rechtvaardigen van stelen: 
“Maar vind jij het dan niet goed dat je iets steelt voor iemand die niks te eten heeft omdat hij arm is? Anders heeft hij geen eten en dan wordt hij ziek.” 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Discussie of debat
Een debat is anders dan een discussie. Wat zijn de verschillen, denk je? Slepen maar!
een discussie
een debat
Een lastig gesprek aan de keukentafel. 
Je reageert op elkaar en hebt geen vaste spreektijd. 
Je reageert op een stelling en bent voor of tegen. 
Je kan tijdens het gesprek veranderen van mening. 
Je vertelt je argumenten in een afgesproken tijd. 
Je probeert je gesprekspartner te overtuigen van jouw mening. 

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Discussie of debat
Wat is het doel van een debat, denk je?
A
Je wil de jury overtuigen.
B
Je wil je tegenstander overtuigen.
C
Je wil de jury overhalen iets te doen.
D
Je wil je tegenstander en de jury vermaken.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.
Wat zijn belangrijke vaardigheden bij een debat, denk je? Wat moet je goed kunnen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Check-check-dubbelcheck!
Waar moet een goed debat in ieder geval aan voldoen?
Er is een stelling waar je VOOR of TEGEN bent, of je bent jurylid. 

Er is een afgesproken tijd voor de spreekbeurten. 

Als voor- en tegenstander geef je argumenten en probeer je de jury te overtuigen. 

Je spreekt duidelijk, krachtig en overtuigend. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Een debat
We beginnen met een mini-debat!
Bij een debat reageer je dus op een stelling, waarbij je voor of tegen de stelling bent en de derde partij (de jury) probeert te overtuigen. 
Bij een mini-debat is één iemand VOOR de stelling, één iemand TEGEN en één iemand onpartijdig (de jury). 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Je draait als groepje aan het rad voor een stelling.  Schrijf de stelling alle drie op. 
De stelling

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Schrijf alle twee argumenten voor én tegen de stelling op. Schrijf op waarom je dat argument belangrijk vindt en bedenk voorbeelden.  

Argumenten
Vind je dit lastig? Bekijk de video!
timer
8:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
De juf of meester geeft je in het groepje een nummer: 1, 2 of 3. 
Draai aan het rad om te kijken welke rol jij hebt! 
Wie is wie
Vind je het moeilijk om argumenten te bedenken voor je rol?

Probeer je dan in te leven in kinderen die werken of juist in een fabrieksbaas of ouders van kinderen die geld nodig hebben.

Wat zouden zij zeggen?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Opzetbeurt VOOR: 


Opzetbeurt TEGEN: 


Verweerbeurt VOOR:


Verweerbeurt TEGEN:


Slotbeurt VOOR: 

Slotbeurt TEGEN: 


Debatteren maar!
Vertel wat de stelling is en dat je het eens bent met de stelling. Onderbouw dit met je argumenten. 

Vertel dat je het oneens bent met de stelling en onderbouw dit met argumenten. 

Ga in op de argumenten van de tegenstander. Je probeert zoveel mogelijk nieuwe argumenten te noemen. 

Ga in op de argumenten van de voorstander. Je probeert zoveel mogelijk nieuwe argumenten te noemen. 

Laatste keer verweren en krachtig afsluiten. 

Laatste keer verweren en krachtig afsluiten.
timer
3:00
timer
3:00
timer
1:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback
Wat doen de debatteurs goed? Wat kan beter? Door wie ben jij het meest overtuigd? 

Jury
Vul de checklist in voor beide partijen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflecteren maar!
Bespreek de checklists met beide partijen. 

Draai aan het rad voor reflectievragen. 

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Afsluiting
Het debat verloopt hetzelfde. Alleen zit je nu in een U vorm en zijn er 6 voorstanders, 6 tegenstanders en 3 juryleden. 
Ben je net jury geweest? Dan ben je nu voorstander of tegenstander.
Klassendebat
Gebruik slide 30 voor de opzet en de tijden van het debat. 
De stelling is...

Kinderarbeid zou in elk land verboden moeten zijn.
Kindere.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie
  • Ik weet dat kinderarbeid één van de gevolgen van de industrialisatie in Nederland was.
  • Ik weet dat het verzet in Nederland hiertegen leidde tot het kinderwetje van Van Houten in 1874.
  • Ik weet dat er ondanks het Kinderrechtenverdrag nog steeds kinderen over de hele wereld werken
Terugkoppeling lesdoelen
Woordenschat
  • Ik begrijp de belangrijke woorden die met kinderarbeid te maken hebben.
Taal
  • Ik kan een debat voeren als voorstander, tegenstander of jurylid over kinderarbeid. 

Slide 34 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Vragenmuur & Weetmuur
  • Op welke vragen hebben jullie deze les antwoord gekregen? 
  • Welke vragen zijn nog onbeantwoord? 
  • Hoe kun je ervoor zorgen dat je toch achter het antwoord op deze vragen komt?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Tot de volgende keer!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies