Oefentoets Grammatik - (Modal)Verben + 4. Fall (Präpositionen) aangepaste versie

Open boek toets  Kapitel 7 und 8
Wiederholung Grammatik
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Open boek toets  Kapitel 7 und 8
Wiederholung Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Deze test gaat over de Grammatik van Kapitel 7 en 8. Je hebt 45 minuten de tijd om deze oefentoets te maken. Er zijn verschillende soorten vragen. 

Viel Erfolg!

Slide 2 - Tekstslide

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mij
ons
jullie
wie
jou
hem
haar
uns
ihn
mich
euch
sie
dich
wen

Slide 3 - Sleepvraag

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
om
voor
zonder
door
tot
tegen
um
bis
für
gegen
durch
ohne

Slide 4 - Sleepvraag

für ... (mij)
A
ich
B
mich

Slide 5 - Quizvraag

gegen ..... (jullie)
A
euch
B
ihr

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: om hem

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: tegen mij

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: tot jullie

Slide 9 - Open vraag

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mogen
moeten (wil van ander)
willen
kunnen
zou graag willen
leuk vinden, lusten
moeten (kan niet anders)
weten
sollen
mögen
dürfen
wollen
müssen
möchten
können
wissen

Slide 10 - Sleepvraag

Welke van deze werkwoorden zijn Modalverben?
A
machen, wohnen, lernen
B
trainieren, fotografieren telefonieren
C
müssen, können, dürfen
D
gehen, stehen, geben

Slide 11 - Quizvraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?
A
wir - Sie
B
ihr - er/sie/es
C
ich - wir
D
ich - er/sie/es

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent "mögen"
A
durven
B
mogen
C
houden van
D
lekker vinden

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent "dürfen"
A
durven
B
mogen
C
houden van
D
lekker vinden

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent "sollen"
A
zullen
B
moeten (van een ander)
C
gaan
D
alle drie de opties

Slide 15 - Quizvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
dürfen
darfst
darf
dürft
dürfen
dürfen
darf

Slide 16 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
müssen
musst
muss
müsst
müssen
müssen
muss

Slide 17 - Sleepvraag

Ik zou graag willen

Slide 18 - Open vraag

jullie willen

Slide 19 - Open vraag

Mag ik de jurk aantrekken?

Slide 20 - Open vraag

Ik wil graag de broek uittrekken.

Slide 21 - Open vraag

Wil jij de oorbellen?

Slide 22 - Open vraag

Jij moet een jas aantrekken. (zei je moeder)

Slide 23 - Open vraag

Wij moeten een bril dragen.

Slide 24 - Open vraag

Ende der Übung

Slide 25 - Tekstslide