Oefentoets 3A - Kapitel 4

Oefentoets 3A3 - Kapitel 4
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 3A3 - Kapitel 4

Slide 1 - Tekstslide

Inhalt
  • Wortschatz
  • Grammatik A (Keuzevoorzetsels I)
  • Grammatik B (Keuzevoorzetsels II)
  • Grammatik C (Het geslacht van zelfstandige naamwoorden)
  • Grammatik D (Keuzevoorzetsels III)
  • Grammatik E (Sterke werkwoorden met e/i-Wechsel en a/ä-Wechsel

Slide 2 - Tekstslide

Wortschatz

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de vertaling van...

das Denkmal
A
het flatgebouw
B
het monument
C
de denker
D
het uitzicht

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

verschmutzen
A
vies
B
noodzakelijk
C
vervuilen
D
vermijden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

pennen
A
wakker
B
de pennen
C
slapen
D
handig

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

sobald
A
zodra
B
zometeen
C
ondanks
D
doneren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

genervt
A
nerveus
B
uitgeven
C
schaars
D
geïrriteerd

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

das Geräusch
A
de vijand
B
de reclame
C
het geluid
D
de muziek

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

der Rabatt
A
de vijand
B
de reclame
C
de korting
D
de actie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de vertaling van...

schlau
A
dom
B
slim
C
handig
D
sluw

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zeg je...

Aan de muur hangen veel foto's en posters

Slide 12 - Open vraag

Hoe zeg je...

Mijn kamer is modern ingericht.

Slide 13 - Open vraag

Hoe zeg je...

Ik heb tegels op de vloer

Slide 14 - Open vraag

Hoe zeg je...

Tegen de rechtermuur staat een boekenkast.

Slide 15 - Open vraag

Wechselpräpositionen

Slide 16 - Tekstslide

Vul op de juiste manier aan:

Er setzt sich neben (zijn) Bruder.

Slide 17 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Er steht neben (zijn) Vater.

Slide 18 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Sie stellt ihr Fahrrad neben d.... Haus (o)

Slide 19 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Sie wirft das Buch in d.... Ecke (v)

Slide 20 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Im Sommer sitzen wir gerne in d.... Garten (m)

Slide 21 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Ich warte auf d..... Zug (m).

Slide 22 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Ich hänge das Poster über d.... Tür (v)

Slide 23 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Das Kino liegt neben d.... Kirche (v)

Slide 24 - Open vraag

Vul op de juiste manier aan:

Ich fahre in ein..... Woche nach Berlin.

Slide 25 - Open vraag

Geslacht van het zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Tekstslide

Journalistin
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Sommer
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Farbe
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag

Donnerstag
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

Grammatik D

Slide 34 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Marie, was ...... du? (essen)

Slide 35 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... in einer Stunde nach Köln. (fahren)

Slide 36 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Er ..... sie nicht in Ruhe essen. (lassen)

Slide 37 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Du .... zu schnell! (laufen)

Slide 38 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

..... ihr ins Kino? (gehen)

Slide 39 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... dich jetzt nicht allein. (lassen)

Slide 40 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Wann .... wir das Spiel? (sehen)

Slide 41 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Welches Eis .... du? (nehmen)

Slide 42 - Open vraag