T3 H2: Genregulatie

Thema 3, Hoofdstuk 2:

 Genregulatie




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 3, Hoofdstuk 2:

 Genregulatie




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

1. Genregulatie bij prokaryoten
Operon =  2 of + genen onder controle van één promotor
Functie? groep genen als geheel tot expressie brengen
(als de leefomstandigheden daarom vragen)

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld: LAC-operon
Lac-operon: bevat 3 genen die coderen voor 3 enzymen die in rol spelen in het lactosemetabolisme
- LacZ: lactose --> glucose en galactose
- LacY: opname lactose 
- LacA: detoxificatie  schadelijke stoffen 

De 3 genen staan onder controle van één promotor
Vóór de genen ligt een sequentie waarop regeleiwitten binden --> OPERATOR

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld: LAC-operon
- Lacl: regulatorgen: codeert voor de repressor & heeft eigen promotor
Repressor = regeleiwit, bindt op operator die voor de lac-genen zit




Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld: LAC-operon
Wanneer er  ENKEL GLUCOSE is: 
repressor bindt met operator: geen transcriptie: geen aanmaak enzymen (3) 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld: LAC-operon
Wanneer er GLUCOSE EN LACTOSE is:
lactose bindt met repressor --> repressor komt los van operator --> RNA-polymerase start transcriptie van lac-operon genen --> aanmaak 3 enzymen

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld: LAC-operon
Wanneer er ENKEL LACTOSE is:
- - - glucose : cAMP +++ :  bindt aan activatoreiwit
complex bindt op promotor: transcriptie op hoger tempo
cyclischAMP: cyclisch nucleotide afgeleid van ATP, "hongersignaal"

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

2. Genregulatie bij eukaryoten
Elk celtype heeft zijn eigen expressiepatroon --> celdifferentiatie
V

Slide 9 - Tekstslide

Epigenetica?
Tak van de  biologische wetenschappen. 

Houdt zich bezig met het bestuderen van omkeerbare veranderingen in de activiteit van genen die niet het gevolg zijn van veranderingen in de basenvolgorde. 

Slide 10 - Tekstslide

2.1 EPIGENETISCHE MODIFICATIES
DNA-methylering: extra methylgroep op cytosine die net voor guanine komt (+++ in promotor)

Slide 11 - Tekstslide

Methylering en acetylering DNA




Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 12 - Tekstslide

Methylering en acetylering DNA





Methylering van Cytosine wordt bij de DNA replicatie meegenomen dus erft het kind het mythileringspatroon van de ouders -> eigenschappen van een kind zijn deels beinvloed door de milieufactoren van de ouders.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

2.1 EPIGENETISCHE MODIFICATIES
Modificatie van histonen: 

Slide 15 - Tekstslide

2.1 EPIGENETISCHE MODIFICATIES
Chromatine remodeling: door eiwitcomplexen

Slide 16 - Tekstslide

2. Genregulatie bij eukaryoten
Elk celtype heeft zijn eigen expressiepatroon --> celdifferentiatie
V

Slide 17 - Tekstslide

2.2 Transcriptiefactoren
activatoren <=> repressoren

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

2. Genregulatie bij eukaryoten
Elk celtype heeft zijn eigen expressiepatroon --> celdifferentiatie
V

Slide 20 - Tekstslide

2.3 Nabewerkingen op RNA
Alternatieve splicing van het pre-mRNA

Slide 21 - Tekstslide

2.3 Nabewerkingen op RNA
Alternatieve startplaatsen voor transcriptie

Slide 22 - Tekstslide

2. Genregulatie bij eukaryoten
Elk celtype heeft zijn eigen expressiepatroon --> celdifferentiatie
V

Slide 23 - Tekstslide

2.4 RNA-interferentie
miRNA: 
Bouw: 20tal nucleotiden
Functie: blokkeren/activeren van
 transcriptie/translatie

Slide 24 - Tekstslide

2.4 RNA-interferentie

Slide 25 - Tekstslide

2.4 RNA-interferentie
X-inactivatie= Om ervoor te zorgen dat bij mannen en vrouwen de genen op het X-chromosoom in gelijke mate tot expressie komen, wordt één X-chromosoom in de lichaamscellen van een vrouwelijk embryo geïnactiveerd.


Slide 26 - Tekstslide

2.4 RNA-interferentie
X-inactivatie:
- X-inactivatie gebeurt wanneer het vrouwelijke embryo uit ongeveer honderd cellen bestaat.

- Welk X-chromosoom  (moeder/vader) in welke cellen wordt geïnactiveerd, wordt willekeurig gekozen.

Slide 27 - Tekstslide

WEETJE: X-gebonden overerving
Bij de mens komt een aandoening voor waarbij de zweetklieren in de huid onvoldoende ontwikkeld zijn. De oorzaak ligt in een mutatie op het X-chromosoom. 

Mannen met die mutatie bezitten geen goed functionerende zweetklieren in hun huid. 

Vrouwen...?

Slide 28 - Tekstslide

X-gebonden overerving
Bekende aandoeningen: kleurenblindheid en hemofilie (bloedstollingsziekte)

Er bestaan ook afwijkingen gebonden aan het Y-chromosoom, maar die worden minder frequent overgeërfd. Ze gaan namelijk vaak gepaard met mannelijke infertiliteit. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wanneer heeft een meisje dan een aandoening bij recessieve X-gebonden overerving?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide