T2 H2: De chromosomale basis van overerving

Thema 2, Hoofdstuk 2: 

De chromosomale basis van overerving




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 2, Hoofdstuk 2: 

De chromosomale basis van overerving




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Thomas Hunt MORGAN: 
Allelen lineair gerangschikt

Slide 3 - Tekstslide

1.2 Gekoppelde genen
Waarom vliegen?

Slide 4 - Tekstslide

1.2 Gekoppelde genen
Alle genen die op een chromosoom liggen, vormen een koppelingsgroep. 

Wanneer twee genen samen overerven, noem je dat gekoppelde genen. 

Dat betekent dat de onafhankelijkheidswet van Mendel enkel geldig is voor genen die op verschillende chromosomen liggen of ver van elkaar verwijderd zijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


In 18 % van de nakomelingen echter zijn de genen voor lichaamskleur en vleugellengte ontkoppeld geraakt. Daardoor zijn er nieuwe genencombinaties ontstaan. 

De nieuwe fenotypes die ontstaan door een ontkoppeling van genen, noem je recombinanten.

Slide 7 - Tekstslide

1.3 Overkruising

Slide 8 - Tekstslide

recombinatiefrequentie
= percentage gameten waarin twee genen ontkoppeld raken en er dus een genetische recombinatie heeft opgetreden

Hoe verder genen uit elkaar liggen, hoe groter de kans dat er een overkruising tussen beide genen gebeurt en de genen ontkoppeld raken. 

Slide 9 - Tekstslide

koppelingsfrequentie
=  het percentage van de gameten  waar de genen die op hetzelfde chromosoom liggen, samen worden overgeërfd

Slide 10 - Tekstslide

Het is altijd zo dat op het ene chromosoom de dominante allelen liggen en op het andere chromosoom van dat paar de recessieve allelen.
A
juist
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Het is altijd zo dat op het ene chromosoom de dominante allelen liggen en op het andere chromosoom van dat paar de recessieve allelen.

Fout: het is mogelijk dat er op elk chromosoom van een paar zowel dominante als recessieve allelen voorkomen. Dominante en recessieve allelen kunnen op elk van de homologe chromosomen aanwezig zijn, en hun expressie hangt af van de specifieke combinatie van allelen die een individu erft.

Slide 12 - Tekstslide

Allelen die op hetzelfde chromosoom liggen, worden altijd samen overgeërfd.
A
juist
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Allelen die op hetzelfde chromosoom liggen, worden altijd samen overgeërfd.

Fout: door crossing-over kunnen stukken van homologe chromosomen worden uitgewisseld, wat resulteert in nieuwe combinaties van allelen. Daardoor kunnen allelen die oorspronkelijk op hetzelfde chromosoom lagen, worden gescheiden en apart van elkaar worden overgeërfd.

Slide 14 - Tekstslide

Overkruising vindt plaats tijdens meiose II
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Overkruising vindt plaats tijdens meiose II



Fout: de overkruising vindt plaats tijdens de profase van meiose I.

Slide 16 - Tekstslide

1.4 Genenkaarten
recombinatiefrequentie: 
info over relatieve afstand tussen genen op een chromosoom
Dankzij gene mapping 

genenkaart

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Genen A, B en C bevinden zich op hetzelfde chromosoom.
Testkruisingen tonen aan dat de recombinatiefrequentie tussen A en B 33 % is en die tussen A en C 7 %.
Kun je de lineaire volgorde van die genen bepalen? Leg uit.

Slide 19 - Open vraag

Een bepaalde grassoort heeft voor twee bestudeerde eigenschappen genotype AaBb.
Bij de vorming van gameten blijven allel A en allel B gekoppeld.
Welke allelcombinaties kunnen er aanwezig zijn in de gameten?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

2.1 Overerving van het geslacht

Slide 22 - Tekstslide

 Vrouwen zijn homogametisch
Vrouwelijke individuen produceren tijdens de oögenese oöcyten met 22 autosomen en één X-chromosoom. Omdat oöcyten altijd een X-chromosoom bevatten, 

Slide 23 - Tekstslide

Mannen zijn heterogametisch
Mannelijke individuen produceren tijdens de spermatogenese spermatozoïden met 22 autosomen en ofwel het X-chromosoom, ofwel het Y-chromosoom. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

2.2 Genen op de geslachtschromosomen
Morgan merkte op dat alle witogige nakomelingen mannetjes waren. Hij toonde aan dat het gen voor oogkleur op het X-chromosoom ligt en dat een overeenkomstige genlocus op het Y-chromosoom ontbreekt. 

De geslachtschromosomen bevatten dus ook genen die niet betrokken zijn bij de biologische geslachtsbepaling.

Slide 26 - Tekstslide

PAR
pseudo-autosomale regio's

geslachtschromosomen: heterosomen

X&Y geen homologe chromosomen

Slide 27 - Tekstslide

2.3 X-gebonden overerving (recessief)

Slide 28 - Tekstslide

2.3 X-gebonden overerving
bij X-gebonden overerving van een recessieve afwijking: 
- meer mannen worden getroffen door de afwijking
- het kenmerk doorgaans niet in opeenvolgende generaties tot expressie komt

vb: een kleurenblinde man heeft gewoonlijk geen kleurenblinde ouders, maar zijn grootvader aan moederskant vertoonde de afwijking wel.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

2.3 X-gebonden overerving (dominant)

Slide 31 - Tekstslide

bij mannen: X-gebonden aandoening -> vaak niet levensvatbaar

WAAROM?

Slide 32 - Tekstslide

2.4 Y-gebonden overerving
komt enkel tot uiting bij mannen

Slide 33 - Tekstslide

Een vrouw die draagster is voor de aandoening hemofilie A, een X-gebonden recessief kenmerk, krijgt kinderen met een gezonde man.
Hoe groot is de kans dat een dochter draagster is?

Slide 34 - Open vraag

Duchenne spierdystrofie is een ernstige erfelijke spierziekte die wordt veroorzaakt door een defect in het dystrofinegen, wat leidt tot progressief spierverlies en vaak tot vroegtijdig overlijden. Het is een X-gebonden recessieve ziekte.
Hoe groot is de kans dat een vrouw die het allel voor de ziekte van Duchenne draagt, toch een gezonde zoon krijgt?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

aan de slag 6: THUIS

Slide 37 - Tekstslide

extra oefeningen 
bundel denkvragen

Slide 38 - Tekstslide