4V week 5 les 2 parler ex 32 et lire ex 33

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui? 
On va parler (    objet d'art
                   votre week-end)
On va lire un texte (p 30)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui? 
On va parler (    objet d'art
                   votre week-end)
On va lire un texte (p 30)

Slide 1 - Tekstslide

D'abord: Vous avez des questions sur les devoirs? 

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van de les van vorige week?
We gaan kunstwerken beschrijven
Eerst krijg je een paar minuten om samen te bedenken hoe je dat gaat aanpakken
Daarna ga ik vragen stellen

Slide 3 - Tekstslide

Kleur C'est brun, rouge. jaune, vert. bleu, blanc noir etc
                         foncé / clair 
Vorm C’est long, large, rond, triangulaire, carré, 
                        rectangulaire 
Materiaal C'est en bois, en métal, en plastique,
                 en coton, en papier,en verre, en cuir, 

Plaats op kunstwerk: au premier plan, en arrière-plan, à gauche, à   droite, au milieu, à côté

Slide 4 - Tekstslide

Soort kunstwerk:  un tableau, une sculpture,  
                      une oeuvre d'art, un objet

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

                  Vous allez parler en duos . Sujet:
  • Qu'est-ce que vous avez fait pendant le week-end?
  • Il y a une différence à cause du confinement?
  • Qu'est-ce que vous ne pouvez plus faire maintenant?
  • Qu'est -ce que vous auriez fait normalement pendant le week-end?
Après je vais vous poser aussi ces questions,  pour cela préparez-vous!

Slide 14 - Tekstslide

Maintenant vous avez 10 minutes pour lire le texte C à la page 30
Prenez des  notes
Je vais vous poser des questions sur le texte
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

alinea 1:welke 2 dingen doen ze met het geld dat ze ophalen op het festival?

Slide 16 - Woordweb

  • ze financieren projecten om Aidspatiënten te helpen
  • Ze voeren voorlichtingsacties

Slide 17 - Tekstslide

Welke 3 aanduidingen uit alinea 2 wijzen op een gevarieerd programma?

Slide 18 - Open vraag

Wat voor soort muzikanten
kom je tegen op het festival?
A
grote sterren
B
hiphop en reggae
C
nieuwkomers
D
bekende artiesten en artiesten die net beginnen

Slide 19 - Quizvraag

Alinea 3: hoe kan het dat er zoveel artiesten kunnen optreden? Noem 2 elementen.

Slide 20 - Open vraag

Welke 3 verschillende plekken kan je op het terrein vinden volgens alinea 3?

Slide 21 - Open vraag

Welke 4 activiteiten zijn er te doen in het informatiedorp?

Slide 22 - Open vraag

Alinea 4: wat is tegenwoordig het grootste probleem?
A
men heeft geen geduld meer
B
mensen willen meerdere concerten tegelijkertijd zien
C
het is te druk
D
de organisatie functioneert niet goed

Slide 23 - Quizvraag

Alinea 6: wie is het MEEST positief over het festival?
A
Jeremy
B
Thomas
C
Manon

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer betaal je €39 voor een toegangskaartje?
A
als je maar naar één dag wilt gaan
B
als je vroeg je kaartje koopt
C
als je op de eerste rang wilt zitten
D
als je via Internet je kaartje koopt

Slide 25 - Quizvraag

cependant (r 65) is een tegenstelling. Welke tegenstelling bedoelt Thomas hier?

Slide 26 - Open vraag

Vous avez des questions?

Slide 27 - Tekstslide

Devoirs:
Interrogation vocabulaire et phrases clé de 4C

Slide 28 - Tekstslide