H4.1&4.2

H4.1 & 4.2
Het ontstaan van steden en stedelijke burgerij 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4.1 & 4.2
Het ontstaan van steden en stedelijke burgerij 

Slide 1 - Tekstslide

planning
leerdoelen
kort herhalen
Spel van dorp tot stad
controleren leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

doelen: aan het einde van de les kan je...
uitleggen welke factoren invloed hebben op:
-  de opkomst en groei van de handel in de hoge en late middeleeuwen
-  de opkomst en groei van de steden in de hoge en late middeleeuwen

voorbeelden noemen van factoren die :
-   spanning tussen de steden en de lokale vorsten beïnvloeden.
-  de opkomst en groei van de steden vermoeilijken

uitleggen hoe alle factoren samen de groei en welvaart van een stad bepalen.
(multicausaliteit)

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit waarom deze afbeelding hoort bij het KA: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

Slide 4 - Tekstslide

Voor dat we gaan beginnen: opstarten
Iedere speler trekt 2 kaarten en legt die open neer: 
- een locatiekaarten (met de dikke rand: klooster, kasteel, rivieren, kust of wegen);
- een kaart met een grondstofkaarten (met de stippellijn: turf, erts, wijn, tarwe, laken).

Iedere speler krijgt vier kaarten. 
De speler neemt de kaarten gesloten in de hand. 
De rest van de kaarten worden gesloten in het midden neergelegd.

Er zijn twee soorten kaarten in het spel:
1. Kaarten met een zwarte rand. Deze houdt de speler in de hand totdat hij ze
uitspeelt. 
2. Kaarten met een driedubbele rand. Als een speler deze kaart krijgt, dient hij
deze meteen open op tafel te leggen. De inhoud van deze kaart heeft betrekking
op alle spelers (dit zijn slechts twee kaarten: De Zwarte Dood en De Duitse
Hanze).
Iedere speler trekt 2 situatie kaarten en legt die open neer:
- een locatiekaart (met de dikke rand: klooster, kasteel, rivieren, kust of wegen);
- een grondstofkaart  (met de stippellijn: turf, erts, wijn, tarwe, laken).


Er zijn twee soorten speelkaarten in het spel:
1. Speelkaarten met een zwarte rand. 
              Deze houdt de speler in de hand totdat hij ze uitspeelt.
2. Speelkaarten met een driedubbele rand. 
              Als een speler deze kaart krijgt, moet hij deze meteen open op tafel te leggen. 
              De inhoud van deze kaart heeft betrekking op alle spelers 
              (dit zijn maar twee kaarten: De Zwarte Dood en De Duitse Hanze).


Opstarten van het spel

Slide 5 - Tekstslide

Voor dat we gaan beginnen: opstarten
Iedere speler trekt 2 kaarten en legt die open neer: 
- een locatiekaarten (met de dikke rand: klooster, kasteel, rivieren, kust of wegen);
- een kaart met een grondstofkaarten (met de stippellijn: turf, erts, wijn, tarwe, laken).

Iedere speler krijgt vier kaarten. 
De speler neemt de kaarten gesloten in de hand. 
De rest van de kaarten worden gesloten in het midden neergelegd.

Er zijn twee soorten kaarten in het spel:
1. Kaarten met een zwarte rand. Deze houdt de speler in de hand totdat hij ze
uitspeelt. 
2. Kaarten met een driedubbele rand. Als een speler deze kaart krijgt, dient hij
deze meteen open op tafel te leggen. De inhoud van deze kaart heeft betrekking
op alle spelers (dit zijn slechts twee kaarten: De Zwarte Dood en De Duitse
Hanze).
De actie van een speler bestaat altijd uit 2 handelingen: 1 kaart spelen en een nieuwe
kaart pakken.

Als eerste moet de speler een kaart uit de hand wegdoen. Hij kan dit door een kaart
1) bij zichzelf open op tafel te leggen 
                     (de inhoud van de kaart heeft dan betrekking op de eigen nederzetting)
2) bij een andere speler open op tafel te leggen 
                     (de inhoud van de kaart heeft dan betrekking op de nederzetting van deze betreffende speler)
3) als een speler geen kaarten uit kan leggen, dan en alleen dan mag de speler één van de kaarten gesloten wegleggen op een aflegstapel (omdat het uitspelen van de kaarten een voorwaarde hebben waar nog niet aan voldaan is).


BELANGRIJK: Als een kaart gespeeld wordt, wordt de complete inhoud van de kaart (inclusief titel) hardop voorgelezen aan alle spelers!

Als een kaart is gespeeld, pakt de speler een nieuwe kaart van de stapel. 
Dan is de volgende speler aan de beurt en doet dezelfde acties.


Spelregels

Slide 6 - Tekstslide


1 Bedenk wat het voordeel van een gilde in een stad was?

2 a. Waarom wilden dorpen graag jaarmarkten houden?
 b. Wat is het verschil tussen een jaar- en een weekmarkt? 





Slide 7 - Tekstslide



3. Waarom was de graaf bereid af te zien van invloed in de steden door ze hun
 eigen muur te laten bouwen en eigen rechtspraak te geven?

4. Bedenk waarom nieuwe graven een gewoonte hadden om als ze net waren
 aangesteld de grote steden langs te gaan en de privileges van de steden
 bevestigden. 

Slide 8 - Tekstslide

Noem drie positieve EN drie negatieve gebeurtenissen die de opkomst en ontwikkeling van een stad kunnen beïnvloeden.

Slide 9 - Tekstslide

Noem drie positieve EN drie negatieve gebeurtenissen die de opkomst en ontwikkeling van een stad kunnen beïnvloeden.

Slide 10 - Open vraag

Huiswerk
Lees H4.3 Staatsvorming en centralisatie
Maak WB (blz.62) Opdr. 1, 2, 4, 5

Slide 11 - Tekstslide