Actief lezen

Actief lezen
Actief lezen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Actief lezen
Actief lezen

Slide 1 - Tekstslide

Actief lezen
Om de examentekst goed te begrijpen en de vragen goed te beantwoorden lees je de tekst actief:
- onderstrepen
- markeren
- van aantekeningen voorzien

Actief lezen doe je in vier stappen

Slide 2 - Tekstslide

Benodigde kennis actief lezen

Kennis van tekstsoortensignaalwoorden en tekstverbanden

Slide 3 - Tekstslide

Actief lezen - stap 1:

globaal lezen

(5 minuten)

Slide 4 - Tekstslide

Wat lees je als je een tekst globaal leest?

Slide 5 - Open vraag

Stap 1: globaal lezen
Lees de inleiding van Tegen het dierensentiment

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst? 

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus géén vraag!), die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Vindplaats: slot

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp
Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat

Vindplaats: titel, inleiding, slot

Slide 9 - Tekstslide


Vrouwenvoetbal
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide

Slide 10 - Quizvraag


De salarissen van voetbalvrouwen zouden net zo hoog moeten zijn als die van de mannen.
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide

Slide 11 - Quizvraag


Salarissen van voetbalvrouwen
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide

Slide 12 - Quizvraag


Verdienen vrouwen genoeg in vergelijking met de mannen?
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van tekst 1?

Slide 14 - Tekstslide

Actief lezen - stap 2

doelgericht lezen

15 minuten

Slide 15 - Tekstslide

Stap 2: doelgericht lezen
- Scan de hele tekst
- Onderstreep de kernzinnen
- Markeer of omcirkel signaalwoorden

Slide 16 - Tekstslide

De kernzinnen vind je op de voorkeursplaatsen. Waar vind je de kernzin?
A
de eerste zin van een alinea
B
de laatste zin van een alinea
C
de tweede zin van een alinea
D
A, B en C zijn alle drie juist

Slide 17 - Quizvraag

Stap 2: doelgericht lezen
Bekijk de vragen en ga na of er een vraag is over de tekstindeling, waarin tussenkopjes genoemd worden.  

 

Slide 18 - Tekstslide

Tips tussenkopjesvraag
- Kijk goed naar welk tussenkopje er gevraagd wordt
- De tussenkopjes staan altijd al in de juiste volgorde. Tussenkopje 1 komt dus voor tussenkopje 2 in de tekst. 

Slide 19 - Tekstslide

Bij welke alinea begint deel 1: De media en het dierensentiment?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 2: Verklaring media-aandacht voor het dierensentiment?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Bij welke alinea begint deel 3: Eenzijdige benadering van het dierennieuws

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Tussenkopjes
Plaats de tussenkopjes in je examentekst.

Slide 26 - Tekstslide

Stap 2: doelgericht lezen
Noteer de functies van het slot (samenvatting, conclusie, afweging); markeer de hoofdgedachte. 
Bepaal opnieuw de tekstsoort en het schrijfdoel vast; klopten je eerste vermoedens?

Slide 27 - Tekstslide

Onderstrepen en markeren
Blijf doorlezen en sta er niet bij stil of je bijvoorbeeld wel de juiste zin hebt onderstreept. Onderstrepen en markeren zijn slechts hulpmiddelen, geen doel op zich. 

Slide 28 - Tekstslide

De functie van alinea 20 is
A
samenvatting
B
conclusie
C
afweging

Slide 29 - Quizvraag

Stap 2: doelgericht lezen
Geef aan welke alinea's met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld doordat ze een opsomming of tegenstelling vormen. 
Noteer belangrijke functies in de kantlijn, zoals stelling, voorbeelden, argumenten of weerlegging.

Slide 30 - Tekstslide

Welke functie hebben alinea's 2 tot en met 6?
A
stellingen
B
voorbeelden
C
argumenten
D
weerleggingen

Slide 31 - Quizvraag

10. Welke functie hebben de alinea’s 9, 10 en 11 samen ten opzichte van alinea 8? Kies uit: constatering, definitie, gevolg,
oorzaak, verklaring, voorwaarde en weerlegging.

Slide 32 - Open vraag

Opvallende functies van alinea's
Alinea 2 t/m 6: voorbeelden
Alinea 7: constatering
Alinea 8 t/m 11: gevolgen
Alinea 12: voorbeeld


Slide 33 - Tekstslide

Stap 3: intensief lezen
40 minuten
Maak de vragen en werk in de aangegeven volgorde, want soms helpt de eerste vraag om de tweede vraag te beantwoorden. 

Slide 34 - Tekstslide

Stap 3: intensief lezen
Wordt er in een vraag een citaat gegeven? Markeer dat citaat dan in de tekst. Vaak vind je het antwoord op de vraag vlak voor of achter het citaat. 

Slide 35 - Tekstslide

Stap 3: intensief lezen
Zoek moeilijke woorden alleen op als de betekenis daarvan cruciaal lijkt.
Blijf niet te lang nadenken over een vraag waarop je het antwoord niet weet. Soms vind je in een latere vraag een aanwijzing.

Slide 36 - Tekstslide

Stap 4: antwoorden nalopen
5 minuten
Controleer of je alle vragen beantwoord hebt.
Bij de open vragen: sluit je antwoord aan op de gestelde vraag? 
Verbeter taalfouten, zoals vergeten hoofdletters, fouten in interpunctie, werkwoordspelling en overige spelfouten.

Slide 37 - Tekstslide