Hoe heet je? Wie heißt du?
Waar woon je? Wo wohnst du?
Hoe oud ben je? Wie alt bis du?
Waar ben je op vakantie geweest? Wo warst du in den Ferien?
Wat is je lievelingseten? Was ist dein Lieblingsessen?
Heb je broers en/of zussen? Hast du Geschwister?
enzovoort Usw.
Zorg dat je op deze vragen meteen een antwoord in het Duits kunt geven.