Herhalen H32, H33, NN H4

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • Kern + schrift
  • agenda
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • Kern + schrift
  • agenda

Slide 1 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1F!

Vandaag...
- Wat weet je nog?
- Leren voor de toets

Leerdoelen:
Je kent de woordraadstrategieën
Je weet hoe een tekst is opgebouwd.
Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.



Huiswerk 
Leren voor de toets

Slide 3 - Tekstslide

H32 - Woordraadstrategieën
Met woordraadstrategieën kun je de betekenis van een onbekend woord via de context achterhalen:
  • een woord wordt in de zin of in de volgende zin uitgelegd; 
  • er staat een synoniem in de buurt; 
  • er staat een tegenstelling in de buurt; 
  • het woord heeft een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent; 
  • het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijv. uit een andere taal. 

Slide 4 - Tekstslide

H33 - Standaardtekststructuur

Veel teksten hanteren een standaardtekststructuur
Blz. 134

Slide 5 - Tekstslide

H33 - Standaardtekststructuur

Veel teksten hanteren een standaardtekststructuur
  • inleiding: aandacht trekken + onderwerp benoemen
  • kern: middenstuk, meerdere alinea's
                  kernzin: bevat de belangrijkste boodschap van de alinea.  Vaak de                        eerste, tweede of laatste zin.
  • slot: slotalinea, niet elke tekst 

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden 

  • Noteer de vier tekstverbanden. 
  • Noteer bij elk tekstverband twee signaalwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

NN H4 - Tekstverbanden
In een goede tekst hebben woorden, zinnen en alinea's iets met elkaar te maken; ze hangen samen met elkaar. Deze samenhang noemen we een tekstverband.

Signaalwoorden (maar, echter, terwijl, ook, ....) helpen je om tekstverbanden te herkennen en erachter te komen hoe de woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

Slide 8 - Tekstslide

NN H4 - Tekstverbanden
Er zijn verschillende tekstverbanden. Je maakt kennis met de eerste vier tekstverbanden:
  • chronologisch verband
  • opsommend verband
  • tegenstellend verband
  • toelichtend verband

Slide 9 - Tekstslide


Chronologisch verband: geeft een tijdsvolgorde aan 
  • Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ..., jaartallen en data. 
Vroeger hadden mensen nog geen auto. Tegenwoordig rijdt bijna iedereen in een auto rond. 

Opsommend verband: er worden dingen opgesomd 
  • Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte ..., -, getallen of 'dots' (-, *)
Allereerst wil ik dat je je handen wast, daarna je schoenen uit doet en tot slot je jas ophangt.

Slide 10 - Tekstslide


Tegenstellend verband: er wordt een tegenstelling benoemd
  • Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, ....
Je hoeft dit nu nog niet te kennen, maar het is wel belangrijk om op te letten.

Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven/voorbeeld
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan
Mick houdt van balsporten, zoals voetbal, tennis en golf. 


Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga zelfstandig leren voor de toets. 
  • Maak een samenvatting van de theorie.
  • Maak de oefenbladen H32, H33 (zie Teams)
  • Maak de oefentoets NN H4 (zie Teams)
  • Maak de extra tekst NN H4 (zie Teams)
  • Oefen via Drillster
  • Oefen Numo - Lezen 
  • Lezen in je leesboek 

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Leren voor de toetsweek

Slide 13 - Tekstslide