Toets H1 - grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Grammatica

Toets

Dit is een (formatieve/zelf-) toets voor grammatica zinsdelen H1. 

Je gaat tijdens de toets zes zinnen ontleden. Je gaat zinsdeelstrepen zetten en aangeven wat de persoonsvorm is. 

Zorg ervoor dat je geen slordige fouten maakt bij het overschrijven van de zin, want dat wordt automatisch fout gerekend. 

Succes!

Toets grammatica - H1

Voordat je je antwoorden gaat invullen in LessonUp, neem je de zinnen over in Word of in je schrift. Pas daarna vul je je antwoorden hier in. 

Hierdoor krijg je alle tijd om rustig na te denken over je antwoord. 

Toets grammatica - H1

Neem de volgende zes zinnen over. Zoek de persoonsvorm en zet zinsdeelstrepen.

1. Mijn kennis over dit onderwerp ga ik tegen iedereen vertellen.
   
2. Gisteren was onze directeur de gehele dag afwezig
   
3. We moeten in Nederland vijf dagen per week naar school.
   
4. De meeste kinderen in Nederland gaan naar school.
   
5. In deze stad hebben we een mooie stadsmuur.
   
6. In dit lokaal zal de docent vaak toetsen geven.

De toets

Je hebt de zes zinnen ontleed. Nu ga je je antwoorden invullen in de volgende dia's. Lees de opdracht goed om fouten te voorkomen. 

De toets

1. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
Mijn kennis over dit onderwerp ga ik tegen iedereen vertellen.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

1. Wat is de persoonsvorm van de zin:
Mijn kennis over dit onderwerp ga ik tegen iedereen vertellen.

2. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
Gisteren was onze directeur de gehele dag afwezig.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

2. Wat is de persoonsvorm van de zin:
Gisteren was onze directeur de gehele dag afwezig

3. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
We moeten in Nederland vijf dagen per week naar school.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

3. Wat is de persoonsvorm van de zin:
We moeten in Nederland vijf dagen per week naar school.

4. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
De meeste kinderen in Nederland gaan naar school.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

4. Wat is de persoonsvorm van de zin:
De meeste kinderen in Nederland gaan naar school.

5. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
In deze stad hebben we een mooie stadsmuur.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

5. Wat is de persoonsvorm van de zin:
In deze stad hebben we een mooie stadsmuur.

6. Plaats zinsdeelstrepen in de zin:
In dit lokaal zal de docent vaak toetsen geven.

Doe het als volgt: De kinderen - lopen - naar school.

6. Wat is de persoonsvorm van de zin:
In dit lokaal zal de docent vaak toetsen geven.

Dit is het einde van de toets. Controleer je antwoorden nog eens. Controleer ook of je geen overschrijffouten hebt gemaakt. 

Einde van de toets