- Je hebt alle vragen over de leerstof of toets kunnen stellen.
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandig leren
- Bekijk op RTTI-online waar je slecht op scoort
- Kijk op de Mens en Natuur website en kijk welke RTTI-strategie je kan gebruiken.
Slide 4 - Tekstslide
Geslachtskenmerken
- Primaire geslachtskenmerken
- Secundaire geslachtskenmerken
Bij jongens gaat dat om:
- een zwaardere stem
- zwaardere spieren
- baardgroei
- haargroei rond de geslachtsorganen, in de oksels en vaak ook op de borst
Bij meisjes:
- borstontwikkeling
- haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels
- een breder bekken
- een dikkere onderhuidse vetlaag
Slide 5 - Tekstslide
Hypofyse
- Belangrijke hormoonklier
- Maakt onder andere geslachthormonen
& groeihormonen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Groeispurt
- Groeihormonen zorgen voor snelle celdeling in kraakbeencellen
in de groeischijven
- Groeistop -> Na puberteit verbenen groeischijven & verkalken
kraakbeencellen
Slide 8 - Tekstslide
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 9 - Tekstslide
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 10 - Tekstslide
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 11 - Tekstslide
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 12 - Tekstslide
De eisprong
Slide 13 - Tekstslide
De Menstruatiecyclus
- Een cyclus van gemiddeld 28 dagen
- Verloopt in 4 stappen:
1. Er rijpt een eicel in één van de eierstokken
2. De binnenkant van de baarmoeder is bedenkt met baarmoederslijmvlies. Zodra een eicel begint te rijpen
wordt dit slijmvlies dikker.
3. Na ongeveer twee weken is de eisprong.
4. Als de rijpe eicel niet wordt bevrucht is het verdikte baarmoederslijmvlies niet meer nodig. Dit slijmvlies laat na twee weken later los. Dit druppelt met bloed uit de vagina. Cyclus begint op nieuw
Slide 14 - Tekstslide
De Menstruatiecyclus
Slide 15 - Tekstslide
Menstruatieproducten
Slide 16 - Tekstslide
Voortplanting bij dieren
- Geslachtsgemeenschap alleen voor krijgen van nakomelingen
- Versmelten van kern geslachtscel van het mannetje en vrouwtje
Slide 17 - Tekstslide
3 verschillen manieren
Slide 18 - Tekstslide
Geslachtsgemeenschap bij ons?
- Niet alleen voor voortplanting!
- Meestal voor plezier
Slide 19 - Tekstslide
Voorbehoedsmiddelen
Een voorbehoedsmiddel gebruik je om zwangerschap en eventuele soa's te voorkomen.
Een ander woord voor voorbehoedsmiddelen zijn anticonceptiemiddelen.
Anticonceptie betekent: voorkomen van bevruchting, het gaat hier over de zwangerschap.
Slide 20 - Tekstslide
docs.google.com
Slide 21 - Link
Slide 22 - Tekstslide
Bevruchting
Als een man en vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, gaan de zaadcellen op weg via de vagina en baarmoeder richting de eicel in de eileider.
Wanneer de eicel en zaadcel elkaar tegenkomen in de eileider, gaat de kop van de zaadcel de eicel binnen. Als de kern van de zaadcel en eicel versmelten, noem je dat bevruchting.
Slide 23 - Tekstslide
Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel zich te delen en wordt via de eileider richting de baarmoeder vervoerd.
Het wordt een bolletje cellen die, eenmaal in de baarmoeder aangekomen, vast gaat zitten in het baarmoederslijmvlies.
Dit vastzitten in het baarmoederslijmvlies noem je innesteling. Het bolletje cellen wordt dan een embryo genoemd.
Slide 24 - Tekstslide
Zwangerschap
Door een zwangerschapstest komt een vrouw erachter dat zij zwanger is.
De eerste tien weken van de zwangerschap wordt de embryonale fase genoemd. In deze fase ontstaan alle organen bij het embryo, vanaf daarna groeit het kindje alleen nog maar en wordt het foetus genoemd.
Het embryo/foetus wordt tegen stoten beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen.
Slide 25 - Tekstslide
Vanaf de plek waar het embryo is ingenesteld, ontstaat de placenta (moederkoek). Aan de placenta en aan het embryo/foetus zit de navelstreng vast.
In de placenta lopen de bloedvaten van het embryo dicht langs de bloedvaten van de moeder.
Voedingsstoffen en zuurstof worden vanuit het bloed van de moeder afgegeven aan het bloed van het kindje en andersom.
Slide 26 - Tekstslide
Bevalling
Na ongeveer 40 weken komt de baby ter wereld.
De bevalling bestaat uit drie fases:
1. Ontsluiting
2. Uitdrijving
3. Nageboorte
Slide 27 - Tekstslide
Ontsluiting
In deze fase wordt de baarmoedermond wijder.
De moeder kan pas beginnen met persen als
de baarmoedermond een diameter heeft van 10 cm.
Slide 28 - Tekstslide
Uitdrijving
Als er persweeën zijn, zal het kindje uit de
baarmoeder worden gedreven.
Het kindje gaat het geboortekanaal door,
naar buiten.
Slide 29 - Tekstslide
Nageboorte
Weeën die ongeveer een kwartier na de
geboorte van het kindje beginnen,
zorgen voor de nageboorte.
De placenta, vruchtvliezen en resten
van de navelstreng zullen de vrouw verlaten.
Slide 30 - Tekstslide
Geslacht & Gender
- Geslacht -> bepaald door je geslachtsorganen
waarmee je geboren bent.
- Gender-> met welk je geslacht jezelf identificeert.
- Interseks -> iemand met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken.
- Transgender-> iemand liever als het andere geslacht
door het leven wil gaan.
- Non-binair-> iemand die zich niet kenmerkt met beide
geslachten.
Slide 31 - Tekstslide
Genderstereotypen
- "Jongens moeten stoer zijn en meisjes moet zorgzaam zijn".
- ideeën/verwachtingen over hoe mannen
/vrouwen en jongens/meisjes zich horen te gedragen.
Slide 32 - Tekstslide
Seksuele Oriëntatie
- Heteroseksueel-> je voelt je aangetrokken tot het andere
geslacht.
- Homoseksueel/lesbisch-> je voelt je aangetrokken tot het
zelfde geslacht.
- Biseksueel-> je voelt je aangetrokken tot beide
geslachten.
- Panseksueel-> je voelt je aangetrokken iemands persoonlijkheid en niet geslacht of gender.
- Aseksueel-> je voelt je op seksueel gebied niet aangetrokken tot iemand.
Slide 33 - Tekstslide
Seksualiteit en Social Media
- Online flirten is steeds makkelijk
- Sexting -> sturen of maken van seksueel getinte berichtjes, foto's
of filmpjes.
Slide 34 - Tekstslide
Automatisch systeem
1. Input (invoer): Het apparaat meet of neemt waar wat er in komt. Het ‘waarnemen’ of meten gebeurt door een sensor.
2. Proces (verwerking): De sensor stuurt de informatie naar een processor (verwerker), dit is vaak een (soort) computer.
3. Output (uitvoer): De processor zet de uitvoerder aan het werk. De uitvoerder komt in actie als hij een signaal krijgt.
Slide 35 - Tekstslide
In een blokschema zoals hieronder zie je een overzicht van de stappen van een automaat.
Slide 36 - Tekstslide
Het zenuwstelsel
- Nodig voor waarnemen prikkels
- Centraal zenuwstelsel =
Hersenen en Ruggenmerg
- Perifeer zenuwstelsel = verbinding tussen centrale zenuwstelsel, de spieren en
de organen
Slide 37 - Tekstslide
Bewustwording
Slide 38 - Tekstslide
Reflex
- Automatische reactie op prikkel
- Prikkel gaat niet gelijk naar Hersenen
- Reflexboog
Slide 39 - Tekstslide
Reflex
Slide 40 - Tekstslide
Regeling
- Via zenuw of hormoonstelsel
- Hormoon = regelstofje gemaakt in hormoonklieren
Slide 41 - Tekstslide
Regeling
Slide 42 - Tekstslide
Regulatie Glucose
- Glucose (suiker)
- Insuline (hormoon)
Glucose -> Glycogeen
- Glucagon (hormoon)
Glycogeen -> Glucose
Slide 43 - Tekstslide
www.gimkit.com
Slide 44 - Link
dashboard.blooket.com
Slide 45 - Link
Doel behaald?
- Je beheerst de leerstof.
- Je hebt alle vragen over de leerstof of toets kunnen stellen.