OMV bijeenkomst 1

Omgaan met verschillen


bijeenkomst 1; Differentiëren


Mariël Hidding
hidding.m@hsleiden.nl
06-38997231

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Omgaan met verschillen


bijeenkomst 1; Differentiëren


Mariël Hidding
hidding.m@hsleiden.nl
06-38997231

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
Check-in
Toets HEV  
Differentiëren
Motivatie
Convergent vs. Divergent
Leerdoelen LVF
Instructie LVF
Verwerking LVF
Vragen
Check-out

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Wie was jouw favoriete leerkracht op de basisschool?

Slide 4 - Tekstslide

Waar zijn we nu?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je differentiëren?

Slide 6 - Woordweb

Wat herinner jij je uit je eigen basisschooltijd m.b.t. differentiëren?
Wat heb je tot nu toe gezien aan differentiatie in je stagegroepen? Wat doe je zelf aan differentiatie?

Slide 7 - Tekstslide

Omgaan met verschillen begint met een basis op orde.

Met je basisaanpak wil je zeker 80% van de kinderen goed kunnen bedienen. Je past je aanpak hierop aan. Dat betekent dat je elk jaar op nieuw gaat waarnemen en begrijpen. Je stelt dit beeld constant bij. Je stelt jezelf steeds de volgende vragen (volgende dia).

Schep jij voorwaarden voor autonome motivatie?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

“Just because you covered it, doesn't mean they learned it.” 

- Hoe ontvankelijk zijn de kinderen voor de lesstof?
- Hoe aantrekkelijk bied je de lesstof aan?
- Hoe optimaal is jouw begeleiding tijdens het leerproces?

Vragen om over na te denken:
- Hoe ontvankelijk zijn de kinderen voor de lesstof?
- Hoe aantrekkelijk bied je de lesstof aan?
- Hoe optimaal is jouw begeleiding tijdens het leerproces?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zijn kinderen gemotiveerd? (En wat heeft jouw klas dan nodig?)

Slide 11 - Open vraag

Kinderen voelen zich veilig.
Kinderen voelen zich gezien.
Kinderen maken opdrachten die zij als zinvol ervaren.
Kinderen ervaren dat zij zich ontwikkelen.
Kinderen ervaren uitdaging.
Kinderen hebben invloed en mogen hun interesses en talenten toepassen.
Wat heeft jouw klas van jou nodig?

Wat heeft jouw klas pedagogisch nodig?
Groepsvorming?
Sturen op gedrag?
Zelfbeeld?
Samenwerken?
Werkhouding?

Formuleer 2 pedagogische onderwijsbehoeften van jouw klas.


timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft jouw klas didactisch nodig?
Hoe leren deze kinderen?
Wat voor instructie hebben zij nodig?
Wat hebben zij nog te leren?
Uitgestelde aandacht?
Concentratie?

Formuleer twee didactische onderwijsbehoeften voor jouw klas.


timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je meest succesvolle
werkvorm

Slide 14 - Woordweb

Wat was je meest succesvolle werkvorm? Wat deed jij, wat deden de kinderen? 

https://wij-leren.nl/didactische-werkvorm.php

Wanneer zijn kinderen gemotiveerd? (En wat heeft jouw klas dan nodig?)
Basis en specifiek
  • In de basis ben jij bekend en je bewust van de behoeftes van jouw groep.
  • Per activiteit/les bepaal je nog specifieker die behoefte.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

differentieren

afstemmen op de onderwijsbehoeften van de kinderen 

hoé dan? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

convergent vs. divergent

Slide 17 - Tekstslide

Convergent:
Voor alle leerlingen in de groep in een bepaalde periode globaal dezelfde doelen.

Divergent:
Elke leerling werkt aan zijn of haar eigen doelen.

Aan welke doelen gaat deze leerling werken 
en wat heeft de leerling hier voor nodig?

Formatief toetsen; welke kennis/vaardigheden zijn 
wel en welke niet aanwezig?
 Welke instructie heeft een leerling
nodig om dit doel te behalen?

Summatief toetsen; is het doel behaald?

Convergent thinking is the process of finding concrete and familiar solutions to problems. Divergent thinking refers to a creative process of generating original ideas and new possibilities.

Divergent denken (het vermogen om veel verschillende ideeën te bedenken) en convergent denken (probleemoplossing)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

convergent vs. divergent; voordelen? 

Slide 20 - Tekstslide

Convergent thinking is the process of finding concrete and familiar solutions to problems. Divergent thinking refers to a creative process of generating original ideas and new possibilities.

Divergent denken (het vermogen om veel verschillende ideeën te bedenken) en convergent denken (probleemoplossing)
verschillende manieren
instructie
leerstof
tempo/tijd
doel


extra zorg

toetsing
beoordeling

Slide 21 - Tekstslide

Wat doe jij al aan differentiatie in jouw groep?
Formatief/summatief toetsen?
Goede beginsituatie
Aan het begin van je les check jij je indeling/inschatting door bv:

 
Wisbordjes
Korte opdracht
Quiz
Spelletje

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede beginsituatie
  • Maak helder en concreet wat de kinderen al kennen en wat zij al kunnen.
  • Wees specifiek.
  • Zowel pedagogisch, didactisch als cognitief.
  • Kies maximaal 3 passende beginsituaties en verdeel kinderen zo goed mogelijk.
  • Vanuit hier bepaal je de leerdoelen.

Pas aan op jouw LVF

timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leer/lesdoelen


Passende bij de beginsituatie bepaal jij wat je verwacht dat de kinderen leren.
  
Hou deze doelen zo dicht mogelijk bij elkaar.
Uiteindelijk “oogst” je in de afsluiting.
“Oogst”, wat hebben de kinderen geleerd.

Pas aan op jouw LVF

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze informatie kan ook ingezet worden bij het werken met coöperatieve werkvormen. Het Mickey Mouse model kan je hierbij helpen.

Slide 26 - Tekstslide

Basis instructie voor iedereen.
Verlengde instructie voor een subgroep.
Verlengde instructie aan de instructietafel voor een subgroep.
Zorg dat kinderen zoveel mogelijk kwalitatieve instructie krijgen.
Zorg dat kinderen zo min mogelijk “loze” instructie krijgen.
Zorg dat kinderen altijd iets zinvols te doen hebben.
Pas aan op jouw lvf

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld Mickey Mouse (MM)
  1. De leerkracht deelt kinderen eerst zelf in, in een lege MM (A3)
  2. Tekent daarna een lege MM met stoepkrijt op het plein en laat kinderen zichzelf indelen: in het hoofd (ik kan het nog niet), linker oor (ik kan het nog lang niet), linker oorbel (ik kan het helemaal nog niet), rechter oor (ik kan het al bijna) en rechter oorbel (ik kan het al). 
  3. Kinderen in de rechter oorbel kunnen daarna kiezen: ’ik wil iets moeilijkers leren’ of ‘ik wil een ander kind helpen’. Kinderen die een ander willen helpen, koppelen aan de kinderen in het linker oor of de linker oorbel (wat beste match lijkt)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking
Wat hebben deze kinderen nodig om de nieuwe kennis of vaardigheden in te oefenen, te koppelen aan bestaande kennis?

Welke opdracht geeft mij inzicht in het niveau en de vaardigheden van het kind?

Pas je verwerking aan (op je meegenomen LVF).


timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorwaarden voor differentiatie?

Slide 32 - Open vraag

Leerkracht bezit voldoende klassenmanagement om “tijd” vrij te spelen.

De leerlingen hebben geleerd om te gaan met uitgestelde aandacht.

Er moet voor elke leerling voldoende contacttijd blijven: Er kan voldoende tijd worden vrijgemaakt voor een kwalitatief hoogwaardige begeleiding (bij voorbeeld: gedetailleerder instructie met begeleide inoefenmomenten) door de eigen groepsleerkracht.

De samenstelling niet op prestatieniveau, maar op gelijke onderwijsbehoeften plaatsvinden.

Bij sterk individueel gericht onderwijs specifieke aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling en groepsvorming.

En de randvoorwaarden voor subgroepjes?

Slide 33 - Open vraag

De samenstelling niet op grond van (ongeveer) gelijk prestatieniveau, maar op gelijke onderwijsbehoeften plaatsvinden.

De omvang van subgroepje moet klein blijven, zodat leerlingen veel individuele contacttijd hebben.

Er kan voldoende tijd worden vrijgemaakt voor kwalitatief hoogwaardige begeleiding

Voor leerlingen in de homogene groep worden zo veel en zo lang mogelijk dezelfde onderwijsdoelen als voor de totale groep nagestreefd, dus verwachtingen over de prestaties blijven hoog.

De samenstelling van de homogene instructiegroep is tijdelijk.

Waarmee kunnen wij differentiëren?

Slide 34 - Woordweb

Kennis
Vaardigheden
Sociaal emotionele ontwikkeling
Instructie behoefte
Instructie vorm
Leerstijl
Motiverende voorwaarden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Check out