2 Basis 1.7 Grammatica herhaling

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig deze les
  • laptop mag in de tas
  • pen en schrift om aantekeningen te maken

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les weet je ....
  • Hoe je een zin moet ontleden in zinsdelen.
  • Hoe je nog kunt oefenen om álles weer te begrijpen

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
Bij het ontleden van zinnen in zinsdelen is het belangrijk dat je in een vaste volgorde werkt

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 
Welke volgorde/stappenplan gebruik je om een zin te ontleden?

schrijf maar op

Slide 5 - Tekstslide

stappenplan
  1. onderstreep de persoonsvorm ( zin vragend maken/tijdproef) 
  2. verdeel de zin in zinsdelen ( plaatsen voor de pv) 
  3. zoek het werkwoordelijk gezegde ( alle werkwoorden bij elkaar) 
  4. zoek het onderwerp ( wie of wat + werkwoordelijk gezegde?) 
  5. zoek het lijdend voorwerp (  wie of wat + wwgezegde+ onderwerp?) 
  6. zoek het meewerkend voorwerp ( aan wie of aan wat /voor wie of voor wat + gezegde + onderwerp?) 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

klein voorbeeld
Jan koopt een bos bloemen voor Petra

PV=koopt/kocht

Koopt I Jan I  een bos bloemen I  voor Petra
Een bos bloemen I koopt I Jan voor petra
Voor Petra I  koopt I Jan I een bos bloemen

Slide 8 - Tekstslide

oefenen op een blaadje
Schrijf de volgende zinnen over op je blaadje
  
  1. Onderstreep de PV
  2. Zet zinsdeelstrepen
  3. Zet WG boven het WG
  4. Zet O boven het onderwerp
  5. Zet LV boven het lijdend voorwerp
  6. Zet MV boven het lijdend voorwerp
  7. Alles wat over is is Bijwoordelijke bepaling !

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf deze zinnen over
  1. Mijn oma heeft een rotje naar de buren gegooid.
  2. De buren van mijn oma waren erg boos.
  3. De knal van het rotje heeft de ramen laten knappen.
  4. Mijn oma hoorde de knal van het rotje niet.
  5. De taart die oma voor haar buren gaat bakken smaakt vast erg lekker.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

De antwoorden
Mijn oma I heeft I een rotje I naar de buren I gegooid.

PV  =  heeft ( tijdproef : had )
           heeft oma een rotje naar de buren gegooid?
WG =  heeft gegooid 
O =  wie heeft gegooid?          = oma 
LV= wat heeft oma gegooid?   = rotje
MV=/
Bijwoordelijke bepaling            = naar de buren ( plaats) 
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

De antwoorden
  1. Mijn oma heeft een rotje naar de buren gegooid.
  2. De buren van mijn oma waren erg boos.
  3. De knal van het rotje heeft de ramen laten knappen.
  4. Mijn oma hoorde de knal van het rotje niet.
  5. De taart die oma voor haar buren gaat bakken smaakt vast erg lekker.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Vraag?

Welke zinsdelen had je steeds goed?

Slide 13 - Tekstslide

Vraag?
Waar heb je nog hulp bij nodig?

Slide 14 - Tekstslide

Heb je nog                   vragen?

Slide 15 - Tekstslide

Verder werken aan de opdrachten 

Slide 16 - Tekstslide