De vroege middeleeuwen, ruwweg van 500 tot 1000 na Christus, worden gekenmerkt door het verval van het Romeinse Rijk en het ontstaan van nieuwe koninkrijken en kerkelijke structuren. De christelijke kerk kreeg steeds meer invloed en speelde een cruciale rol in de samenleving, wat zichtbaar werd in de architectuur en kunst. Kunst diende in deze periode vaak een religieus doel, met de nadruk op het overbrengen van christelijke boodschappen aan een grotendeels ongeletterd publiek. Hierdoor ontwikkelden zich specifieke stijlen en iconografieën die de verhalen en symboliek van het geloof duidelijk maakten. Religieuze afbeeldingen en kerken waren bedoeld om mensen te inspireren en hen dichter bij God te brengen.