H.4 Feiten, meningen en argumenten

Hoofdstuk 4
timer
1:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Van H2 lezen heb je opdracht 1, 2 en 4 gemaakt. (blz. 45)
Van H3 lezen heb je de startopdracht, opdracht 1 en 2 gemaakt. (blz. 76)

Verder heb je van de tekst op blz. 78/ 79 van elke alinea de kernzin in je schrift geschreven.

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is
- je weet wat een mening is
- je weet wat een argument is


Slide 3 - Tekstslide

een feit:

Slide 4 - Woordweb

een mening:

Slide 5 - Woordweb

een argument:

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

FEIT

--> Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

--> Een feit kun je controleren

--> Objectief



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud.

Slide 8 - Tekstslide

MENING (STANDPUNT)

--> Wat iemand ergens van vindt

--> Het is niet controleerbaar

--> Je kunt het ermee eens of oneens zijn
--> Subjectief


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

ARGUMENT

--> Een argument is een uitleg waarmee je een mening
        verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.

--> Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 10 - Tekstslide

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Nu jij...
Ga aan het werk met de opdrachten voor deze week.

H.4 Lezen: opdracht 1 en 2 (blz. 109)
Fluisterend overleggen 15 minuten

Huiswerk : opdracht 4

Slide 12 - Tekstslide

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 13 - Tekstslide

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Ik word namelijk gesteund door de UvA.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Volgens mij hebben sommige mensen liever eczeem dan dat ze zogenaamd stinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quizvraag