3.1 - Fenotype en genotype

Welkom!
Zitten op je eigen plek
Telefoon niet zichtbaar
Boek+schrift op tafel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Zitten op je eigen plek
Telefoon niet zichtbaar
Boek+schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Woensdag - 3.1 uitleg
Donderdag (2x) - 3.2 uitleg + maken opdrachten
Vrijdag - Extra opgaven maken

Slide 2 - Tekstslide

Thema 3 - Genetica



LessonUp klas: rplzz
Online boek: 532446

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Thema 3 - Genetica



LessonUp klas: rplzz
Online boek: 532446

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al van genetica?
Schrijf 5 dingen op die je weet van genetica. Dit mogen termen zijn, of onderwerpen die met genetica te maken hebben
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Thema 3 - Genetica
3.1 - Fenotype en genotype
3.2 - Genenparen
3.3 - Monohybride kruisingen
3.4 - Geslachtschromosomen
3.5 - Speciale manieren van overerven
3.6 - Opvoeding of aanleg

Slide 7 - Tekstslide

3.1 - Fenotype en genotype

Bladzijde 168
BiNaS: 

Slide 8 - Tekstslide

Doelen van deze paragraaf
Je kunt beschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is
Je kunt uitleggen wat autosomen, geslachtschromosomen en homologe chromosomen zijn
Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren

Slide 9 - Tekstslide

Fenotype
  • Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme
  • Je kunt je fenotype aanpassen
  • Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen

Slide 10 - Tekstslide

Genotype
  • Je bouwplan
  • Genetische informatie, op je DNA
  • Kan je niet aanpassen
  • Geef je door aan je nakomelingen 

Slide 11 - Tekstslide

Charlie - haarkleur
Genotype:
Bb
Fenotype:
Bruin haar

Slide 12 - Tekstslide

Chromosomen
Bevatten erfelijke informatie (DNA)
  • Autosoom= chromosoom dat geen geslachtshormoon is. 
  • Geslachtschromosoom= het chromosoom dat het geslacht bepaald.  

Homologe chromosomen= chromosomen gelijk in lengte en vorm.  -> vormen een paar

Slide 13 - Tekstslide

Chromosomen paren 
Gen voor het maken van oorsmeer
Gen voor oogkleur
Gen voor bloedgroep

Slide 14 - Tekstslide

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret/Karyogram
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 15 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een erfelijke eigenschap draagt noemen we een gen
Allel = invulling van gen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)

Slide 16 - Tekstslide

DNA
genoom -> Al het DNA in een cel 
  • Adenine, Thymine, Cytosine, Guanine
  • Altijd A-T en C-G
  • ATCG naast elkaar = sequentie 

Slide 17 - Tekstslide

Genoom
Elke cel bevat alle informatie
Niet alle informatie komt tot uiting -> genen staan 'aan' of 'uit'

Slide 18 - Tekstslide

Genotype en fenotype
  Genotype                 Milieufactoren                 Fenotype        

Slide 19 - Tekstslide

Milieufactoren en modificaties
Milieu start in de baarmoeder
Daarna zijn veel factoren van invloed:
Licht, (ongezonde) lucht, vochtigheid, voeding, ziekten, opvoeding

Slide 20 - Tekstslide

Nature (aanleg) versus nurture (opvoeding)
Tweelingonderzoek

Slide 21 - Tekstslide

tweelingonderzoek
genen
eeneiige tweeling


genen gelijk
twee-eiige tweeling

genen anders
eeneiige tweeling


genen gelijk
omgeving
zelfde gezin
zelfde gezin
ander gezin
informatie over fenotype
effect is bepaald door omgeving/ controle
effect is bepaald door genen 
effect is bepaald door omgeving

Slide 22 - Tekstslide

Vragen?

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk
3.1 - Opdracht 1 tot en met 13


Slide 24 - Tekstslide