3.4 Schrijven en formuleren - deel 2

Welkom bij Nederlands!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Je hebt en blok aan je been
Je valt altijd met de deur in huis.

Slide 3 - Poll

Wat lees je in deze tijd?

Slide 4 - Woordweb

Wat je in deze les leert ... uit § 3.4 Schrijven en formuleren
1.  De functie van een titel van een verslag
2. Verwijswoorden in de tekst gebruiken



Slide 5 - Tekstslide

Toets
De leesteksten
staan in
magister bij huiswerk
of toets.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn de 5W1H-vragen?

Slide 7 - Woordweb

Op welke manier trekt de schrijver van deze inleiding
de aandacht van de lezer?

'Een racegame die zo moeilijk is, dat je er kwaad van wordt óf juist heel fanatiek mee doorgaat. Dat is Project CARS!'

Slide 8 - Woordweb

Op welke manier trekt de schrijver van deze inleiding
de aandacht van de lezer?

'Mijn ontbijt bestaat steevast uit een lekker kop thee en bruine boterhammen met kaas. Zo kom ik de dag wel door. Maar wie maakt die kaas die elke ochtend op mijn ontbijttafel ligt? En is kaasmaken een leuke manier om geld te verdienen? Tijd om dat eens uit te zoeken.'

Slide 9 - Woordweb

Titel -->
Tussenkopje -->
§ 3.4 Schrijven 
en formuleren
blz. 160

Slide 10 - Tekstslide

Een tekst heeft meestal één titel, 
maar kan meerdere tussenkopjes bevatten.
.

Slide 11 - Tekstslide

De titel van een leestekst
Twee functies van de titel:
1. Aandacht trekken, zoals een vraag stellen, een belofte doen of getal noemen. De voorbeelden staan op bladzijde 160.
2. Aangeven waar de tekst over gaat.

(De titel eindigt nooit met een punt, maar een vraagteken of uitroepteken mag wel.)

Slide 12 - Tekstslide

De schrijver gebruikt verwijswoorden.
Herhalen van woorden maakt de tekst saai.

Vaststellen waar een verwijswoord naar verwijst?
Stel een vraag die begint met 'wie, wat, waar of welke'.

Slide 13 - Tekstslide

De schrijver gebruikt verwijswoorden om de tekst leesbaar en aantrekkelijk te maken.
Door

Slide 14 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 15 - Tekstslide

Wat?
§ 3.4 Schrijven & Formuleren: opdrachten 7, 10 en 11
Hoe?
Online Ta!ent
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
Functies van de titel
Verwijswoorden gebruiken
Klaar?
Daltontaak week 6
Lezen
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat weet je nu?

Slide 18 - Tekstslide