3.3 Nettokracht

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk check
Korte herhaling 3.2
Leerdoelen 3.3
Uitleg 3.3
Samen oefenen met LessonUp 
Zelfstandig werken
Huiswerk Opschrijven
Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten

§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking van een veer en de kracht die op de veer werkt.
  2. Je kunt krachten meten met een krachtmeter (veerunster).
  3. Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
  4. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  5. Je kunt een kracht op een gegeven krachtenschaal tekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Vorige  les
Een veer uitrekken

Slide 6 - Tekstslide

Vorige les
Krachten kunnen gemeten worden met behulp van een krachtmeter. 
Deze wordt ook wel een veerunster genoemd.

Kracht (F) meet je in Newton (N)

Slide 7 - Tekstslide

Vorige les
ZwaarteKracht
  • Op alle voorwerpen werkt de zwaartekracht.
  • De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt.
  • De zwaartekracht werkt altijd naar beneden.
  • De zwaartekracht bereken je met de volgende formule:
zwaartekracht = massa × sterkte van de zwaartekracht
Fz = m x g
(en g is altijd 10!)
  • Krachten meet je met een krachtmeter of veerunster.


Slide 8 - Tekstslide

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 9 - Quizvraag

Oefenen!
Gebruik waar nodig het gegeven dat op aarde geldt: 
g = 10 N/kg. 
Charlotte is net thuisgekomen uit school. Haar rugzak met 
een massa van 13,2 kg staat op de vloer in de gang. 
Bereken de zwaartekracht op de rugzak.

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik waar nodig het gegeven dat op aarde geldt:
g = 10 N/kg.
Charlotte is net thuisgekomen uit school. Haar rugzak met
een massa van 13,2 kg staat op de vloer in de gang.
Bereken de zwaartekracht op de rugzak.

Slide 11 - Open vraag

Als je een kracht wilt tekenen, 
moet je eerst een                                         kiezen.

1cm=50N betekent dat een pijl van 2,5 cm 
een kracht van                        voorstelt.

Een kracht van 350 N teken je op deze schaal als een pijl van  
Krachtenschaal
125 N
7 cm

Slide 12 - Sleepvraag

Nettokracht

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 Nettokracht
3.3.1 Je kunt drie situaties beschrijven waarin de zwaartekracht en een andere kracht elkaar in evenwicht houden.
3.3.2 Je kunt uitleggen op welke manier de andere kracht in deze evenwichtssituaties ontstaat.
3.3.3 Je kunt de nettokracht berekenen die op een voorwerp werkt (in situaties waarbij alle krachten langs dezelfde lijn werken).

Slide 14 - Tekstslide

Een tas aan een veerunster
(Situatie 1)
Evenwicht: Situatie waarbij alle krachten op een voorwerp elkaar opheffen.
 De nettokracht is dan 0 N.

Fv?
Fv

Fz

Slide 15 - Tekstslide

Een kist die aan een touw hangt.(situatie 2)
Er is evenwicht! Dus?

Fs?
Fs

Fz

Slide 16 - Tekstslide

Een fruitschaal die op een tafel staat. (situatie 3) 
Er is ook evenwicht. 

Fn-> Normaalkracht

Fn

Fz

Slide 17 - Tekstslide

Veerkracht, spankracht en normaalkracht ontstaan op dezelfde manier: doordat een voorwerp wordt uitgerekt of ingedrukt.
Is er een verschil tussen deze drie situaties? 
Zo ja, Welk verschil? 

Slide 18 - Tekstslide

De nettokracht
De situaties die je in de figuren 1, 2 en 3 ziet, lijken veel op elkaar. Er zijn steeds twee krachten die evenwicht maken. Daarvoor moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:
• de krachten zijn even groot;
• de krachten hebben een tegengestelde richting;
• de krachten werken langs dezelfde lijn (in elkaars verlengde).

Slide 19 - Tekstslide

Om de nettokracht op een voorwerp te vinden, pas je twee regels toe:
• krachten in dezelfde richting tel je bij elkaar op;
• krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af.

Slide 20 - Tekstslide

Oefenopdracht 1

In figuur 4 zie je twee krachten die op een doos werken.
F1 is 15 N en F2 is 25 N.
Bereken de nettokracht op de doos. Hoe zal de doos bewegen?

Slide 21 - Open vraag

Oefenopdracht 2
Bij een touwtrekwedstrijd zijn er vier leerlingen die alle vier een kracht op het touw uitoefenen. Boris en Karin trekken naar rechts, Boris met 642 N, Karin met 545 N. Nina en Koos trekken naar links, Nina met 521 N, Koos met 664 N.
Bereken welke partij aan de winnende hand is.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Link

nettokracht
De optelsom van alle krachten die op een voorwerp werken.

Slide 24 - Tekstslide

Maak de opdrachten 1 t/m 12 (kader) en 1 t/m 9 (GL) van par 3.3
 
Klaar?Maak testjezelf van 3.3
Zelfstandig aan het werk
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 Nettokracht
3.3.1 Je kunt drie situaties beschrijven waarin de zwaartekracht en een andere kracht elkaar in evenwicht houden.
3.3.2 Je kunt uitleggen op welke manier de andere kracht in deze evenwichtssituaties ontstaat.
3.3.3 Je kunt de nettokracht berekenen die op een voorwerp werkt (in situaties waarbij alle krachten langs dezelfde lijn werken).

Slide 26 - Tekstslide