periode 3 - grammatica H1 t/m H3
B1I le 11 février 2022
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1
In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
B1I le 11 février 2022
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel: aan het einde van de les...
- ken ik het werkwoord être en avoir
- ken ik de verschillende lidwoorden in het Frans
Slide 2 - Tekstslide
Unité 1: het werkwoord être (zijn)
Je suis = ik ben
Tu es = jij bent
Il/elle/on est = hij/zij/men is
Nous sommes = wij zijn
Vous êtes = jullie zijn/ u bent
Ils/elles sont = zij zijn
- Oefen met het werkwoord être op Quizlet : unité 1 - apprendre 3 - het werkwoord être
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Unité 1: het lidwoord (1)
In het Frans zijn de zelfstandig naamwoorden mannelijk óf vrouwelijk.
de / het:
mannelijk vrouwelijk klinker/stomme h
enkelvoud le la l'
meervoud les les
BV: de vader (mannelijk + enkelvoud) BV: de vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
le père la copine
BV: de vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
l'amie
Slide 5 - Tekstslide
Unité 1: het lidwoord (2)
een:
mannelijk vrouwelijk
enkelvoud un une
meervoud des des
BV: een vader (mannelijk + enkelvoud) BV: een vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
un père une copine
des heeft geen Nederlandse vertaling.
BV: vriendinnen DUS NIET een vriendinnen
des copines
Slide 6 - Tekstslide
Unité 2: het werkwoord avoir (hebben)
J'ai = ik heb
Tu as = jij hebt
il/elle/on a = hij/zij/men heeft
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben/ u heeft
ils/elles ont = zij hebben
- Oefen met het werkwoord avoir op Quizlet : unité 2 - apprendre 3 - het werkwoord avoir
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Les devoirs: le 9 janvier
Faire: dia 9, 10, 11 en 12
Apprendre: avoir + être + de lidwoorden
Slide 13 - Tekstslide
B1G le 9 janvier
Slide 14 - Tekstslide
Lesdoel: aan het einde van de les...
- ken ik het werkwoord être
- ken ik de verschillende lidwoorden in het Frans
- ken ik het werkwoord avoir
- ken ik het werkwoord avoir
- ken ik de getallen t/m 20
- kan ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin toepassen
Slide 15 - Tekstslide
Unité 2: les nombres (0 t/m 20)
0 = zéro 6 = six 11 = onze 16 = seize
1 = un 7 = sept 12 = douze 17 = dix - sept
2 = deux 8 = huit 13 = treize 18 = dix - huit
3 = trois 9 = neuf 14 = quatorze 19 = dix - neuf
4 = quatre 10 = dix 15 = quinze 20 = vingt
5 = cinq
Slide 16 - Tekstslide
0
Slide 17 - Video
Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (1)
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)
Slide 18 - Tekstslide
Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (2)
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)
BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie
DUS NIET: ma amie s'appelle Marie
Slide 19 - Tekstslide
Oefening getallen
Vertaal de volgende getallen naar het Frans:
18 = 3 =
5 = 20 =
14 = 2 =
8 = 13 =
11 = 9 =
7 = 15 =
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Les devoirs: le 13 janvier
Faire: dia 20+21
Apprendre: werkwoord avoir + être, de lidwoorden, getallen t/m 20 en het bezittelijk voornaamwoord
Slide 22 - Tekstslide
B1G le 14 janvier 2020
Slide 23 - Tekstslide
Lesdoel: aan het einde van de les...
- ken ik de getallen t/m 20
- kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen in een Franse zin
- kan ik de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen
Slide 24 - Tekstslide
Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
Onregelmatige werkwoorden Regelmatige werkwoorden
Veranderen van vorm Er is een regel
- être = zijn - (bijna) alle ww op -er
- avoir = hebben (regarder, chercher, aimer,
etc.)
Veranderen van vorm Er is een regel
- être = zijn - (bijna) alle ww op -er
- avoir = hebben (regarder, chercher, aimer,
etc.)
Slide 25 - Tekstslide
Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
Hoe vervoeg ik werkwoorden op -er?
1. Pak het hele werkwoord BV: regarder
2. Haal -er van het werkwoord af,
de stam blijft over BV: regard
3. Plak de goede uitgang erachter
1. Pak het hele werkwoord BV: regarder
2. Haal -er van het werkwoord af,
de stam blijft over BV: regard
3. Plak de goede uitgang erachter
Slide 26 - Tekstslide
Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
De uitgangen:
je regarde = ik kijk
tu regardes = jij kijkt
il/elle/on regarde = hij/zij/men kijkt
nous regardons = wij kijken
vous regardez = jullie kijken/ u kijkt
ils/elles regardent = zij kijken
je regarde = ik kijk
tu regardes = jij kijkt
il/elle/on regarde = hij/zij/men kijkt
nous regardons = wij kijken
vous regardez = jullie kijken/ u kijkt
ils/elles regardent = zij kijken
Slide 27 - Tekstslide
1. Ma mère ___________ toujours la télé (regarder)
2. Marie _____________ sa soeur (aider)
3. J' _______________ le chocolat (aimer)
4. Mes parents _____________ la musique (écouter)
5. Le cours ________________ à huit heures (commencer)
6. Pierre __________________ en anglais (parler)
7. Ilse et Sophie ___________________ leurs livres (chercher)
Slide 28 - Tekstslide
Les devoirs: le 16 janvier
Faire: dia 28
Apprendre: het werkwoord avoir en être, het lidwoord, bezittelijk voornaamwoord, getallen t/m 20, regelmatige werkwoorden op -er
Slide 29 - Tekstslide
B1G le 16 janvier
Slide 30 - Tekstslide
Lesdoel: aan het einde van de les...
- weet ik wat mijn aandachtspunten zijn m.b.t. de toetsvoorbereiding
- kan ik de werkwoorden op -er in het Frans vervoegen- weet ik wat de regel is wat betreft de werkwoorden aimer, détester, adorer, préférer
Slide 31 - Tekstslide
Aimer, adorer, détester, préférer
Na aimer, adorer, détester, préférer --> le / la / l' / les
In het Nederlands gebruik je géén lidwoord
J'aime le chocolat - Ik hou van chocolade
Marie déteste les devoirs - Marie heeft een hekel aan huiswerk
