Spreekwoorden

Spreekwoorden &
gezegdes
T
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden &
gezegdes
T

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel


  • Je leert dat er verschillende spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen zijn in de Nederlandse taal.
  • Je leert de betekenis  van de verschillende spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen.
  • Je leert het verschil tussen letterlijk en figuurlijk


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Wat weet jij nog van de vorige les?

Slide 3 - Tekstslide

Naast zijn ______ lopen.
A
schoenen
B
vriendin
C
fiets
D
geweten

Slide 4 - Quizvraag

Oost West, thuis ___
A
rust
B
komen
C
best
D
West

Slide 5 - Quizvraag

Op een ___ bijten.
A
stokje
B
planke
C
steentje
D
houtje

Slide 6 - Quizvraag

Water naar de ___ dragen.
A
haven
B
zee
C
mensen
D
zandbak

Slide 7 - Quizvraag

Geen ___ meer kunnen zeggen.
A
poffertje
B
pap
C
brood
D
yoghurt

Slide 8 - Quizvraag

Het ____ woord hebben.
A
mooiste
B
hardste
C
laagste
D
hoogste

Slide 9 - Quizvraag

Als ___ broodjes over
de toonbank gaan.
A
dure
B
zoete
C
oude
D
lekkere

Slide 10 - Quizvraag

De baard in de ___ hebben.
A
keel
B
kneep
C
krullers
D
hals

Slide 11 - Quizvraag

___ bij de vis.
A
water
B
boter
C
verhaal
D
vlees

Slide 12 - Quizvraag

Boter bij de vis
Boter bij de vis is een gezegde en betekent dat iemand bij de levering van een product, direct moet betalen. Men moet dus direct betalen of doorpakken en niet wachten. Het gezegde komt oorspronkelijk uit de keuken. Om een vis klaar te maken, moet er boter bijgevoegd worden.

Slide 13 - Tekstslide

Het oog is groter dan de ___
A
bril
B
neus
C
maag
D
waarheid

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De appel valt niet ver van de boom. 
Het spreekwoord geeft aan dat kinderen qua gedrag en karaktertrekken veel van hun ouders hebben. Stel dat een van de ouders van een persoon een strafblad heeft. Wanneer dat kind een bank overvalt, zullen mensen zeggen: "De appel valt niet ver van de boom". Ze bedoelen dus dat het te verwachten was dat het kind ook op het criminele pad terecht zou komen, omdat kinderen qua gedrag en karakter altijd op hun ouders zullen lijken. Natuurlijk kan dit ook op een positieve manier gezegd worden. Wanneer een kind, net als zijn ouders, heel intelligent blijkt, is het spreekwoord bijvoorbeeld ook van toepassing.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

De bloemetjes buiten zetten.

Slide 20 - Tekstslide

Spreekwoorden
De hond in de pot vinden

Dit betekent niet echt, dat er een hond in de pot zit. Dit betekent, je bent te laat voor het eten en alles is op

Slide 21 - Tekstslide

Zoek minimaal 3 spreekwoorden of gezegden.

Slide 22 - Tekstslide

Posteropdrachtje
Zoek in tweetallen zoveel mogelijk 
spreekwoorden en gezegdes.
timer
7:00

Slide 23 - Tekstslide

Welke hebben jullie gevonden?

Slide 24 - Open vraag

Kies er een eentje uit en leg uit wat het betekent.









*Na veel vijven en zessen betekent dat je veel bezwaren hebt

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Tekstslide

Welke spreekwoorden heb je gevonden?
schrijf je op een blaadje of op jouw tablet (goed bewaren).


timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Welke spreekwoorden heb je gevonden?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Eindopdracht formatief
Op de volgende slide staan 10 zinnen. Zoek in elke alinea een spreekwoord of gezegde. Ik heb de eerste voorgedaan. Je mag samenwerken. Let op: inleveren in Teams!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Spreekwoordenspel
  • maak groepjes van vier
  • pak omstebeurt een kaartje van de stapel
  • raad het spreekwoord of gezegde
  • goed = houden fout = onderop de grote stapel
  • wie heeft er na 10 minuten de meeste kaartjes?


Slide 36 - Tekstslide

Les  afgerond
  • Je weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk
  • Je weet dat er verschillende spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen zijn in de Nederlandse taal.
  • Je weet de betekenis van de verschillende spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen.


Slide 37 - Tekstslide