M4 begrijpend lezen toets evaluatie en spelling

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

 Het konijntje in het veld
Sofie ziet een klein konijntje in het veld. Het zit stil tussen de bloemen en eet aan een blaadje. Sofie blijft op afstand staan om het niet te storen. Na een tijdje hopt het konijntje weg en verdwijnt in de struiken. Sofie glimlacht en loopt weer naar huis.
Vragen
1. Wat doet het konijntje in het veld?
A) Het eet een blaadje.
B) Het rent rondjes.
C) Het springt in het gras.
D) Het slaapt in de zon.
2. Waarom blijft Sofie op afstand?
A) Omdat ze het konijntje niet wil storen.
B) Omdat ze bang is voor het konijn.
C) Omdat ze geen zin heeft om dichterbij te komen.
D) Omdat het gras nat is.
3. Waar gaat het konijntje naartoe?
A) Naar de bomen
B) Naar de struiken
C) Naar een hol
D) Naar de vijver


1. Wat maakt Mila op een warme zomerdag?
A) IJsthee
B) Limonade
C) Chocolademelk
D) Smoothies
2. Wat voegt Mila toe aan de limonade?
A) Water, citroensap, suiker en ijsblokjes
B) Water, sinaasappelsap en munt
C) Thee, honing en citroen
D) Melk en suiker
3. Waar drinken Mila en haar broer de limonade?
A) In de tuin
B) Op het terras
C) In de woonkamer
D) In de keuken
________________________________________
Einde toets


Slide 5 - Tekstslide

Verfrissende zomerlimo
Op een warme zomerdag maakt Mila limonade. Ze gebruikt water, citroensap, suiker en ijsblokjes. "Deze limonade is heerlijk verfrissend!" zegt ze tegen haar broer. Samen drinken ze een glas op het terras en genieten van de zon.
Vragen
1. Wat maakt Mila op een warme zomerdag?
A) IJsthee
B) Limonade
C) Chocolademelk
D) Smoothies
2. Wat voegt Mila toe aan de limonade?
A) Water, citroensap, suiker en ijsblokjes
B) Water, sinaasappelsap en munt
C) Thee, honing en citroen
D) Melk en suiker
3. Waar drinken Mila en haar broer de limonade?
A) In de tuin
B) Op het terras
C) In de woonkamer
D) In de keuken

Slide 6 - Tekstslide

Als de au-klank aan het einde van het woord zit, schrijf je vaak er vaak een w achter. 

  blauw         lauw        flauw
pauw     klauw   gauw

Slide 7 - Tekstslide

ou
au

Slide 8 - Sleepvraag

Waar zijn alle woorden goed geschreven?
A
blauw, flauw, kaud, aud
B
pauw, goud, kaus, au
C
au, blauwe, flauw, vrauw
D
gauw, saus, pauze, lauw

Slide 9 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Pouw
B
Pauw
C
Pou
D
Pau

Slide 10 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Kabauter
B
Kabouter
C
Kabouwter
D
Kabauwter

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf 5 woorden met
ou

Slide 12 - Open vraag

Schrijf 5 woorden met
au

Slide 13 - Open vraag


woord

Slide 14 - Open vraag


woord

Slide 15 - Open vraag


woord

Slide 16 - Open vraag


woord

Slide 17 - Open vraag


woord

Slide 18 - Open vraag


woord

Slide 19 - Open vraag


woord

Slide 20 - Open vraag


woord

Slide 21 - Open vraag


woord

Slide 22 - Open vraag


woord

Slide 23 - Open vraag


woord

Slide 24 - Open vraag


woord

Slide 25 - Open vraag


zin

Slide 26 - Open vraag


zin

Slide 27 - Open vraag

Doel van de les
. We frissen woorden met s/z/ op.
. We oefenen verkleinwoordjes.
. We oefenen klankgroepenwoorden.
. We leren woorden die eindigen op 
-eren, -enen, en -elen goed  schrijven.

Slide 28 - Tekstslide

Bedenk 3 woorden die beginnen met s en 3 woorden die beginnen met z.

Slide 29 - Open vraag

Bekijk het filmpje.
Typ hieronder nog 4 verkleinwoorden.
Welke andere categorieën zitten er in de
woorden? Typ ze erachter.

Slide 30 - Open vraag

We oefenen de klankgroepenwoorden.
Luister naar de fragmentjes. Typ de woorden dan in het vak hieronder.

Slide 31 - Open vraag

We leren vandaag woorden met -eren, -enen en -elen.
........niets nieuws eigenlijk.

Het zijn gewoon categoriewoorden met een verlengstukje met twee keer de stomme e.
De regel voor dat verlengstukje is:
" Ik hoor twee keer de /u/, maar ik schrijf twee keer de e." 

Slide 32 - Tekstslide

hmmmm......hoe zit dat nou?
Zij  slingeren

Zij tekenen

zij winkelen

Slide 33 - Tekstslide

Even oefenen:
Maak de oefening van het
plaatje. Typ de antwoorden
hieronder. Welke
categorieën hoor je?

Slide 34 - Open vraag