1, 3 en 8 november - taalverandering

Welkom!

- #NE Maken cursus 4 taal par 3. opdracht 1 t/m 3 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

- #NE Maken cursus 4 taal par 3. opdracht 1 t/m 3 

Slide 1 - Tekstslide

Cursus 4 - §3 Taalverandering

Slide 2 - Tekstslide

In Wees onzichtbaar vertelt Murat Isik het verhaal van Metin Mutlu, een Turks jongetje dat op vijfjarige leeftijd, met zijn ouders en zijn zusje, via Duitsland in de Amsterdamse Bijlmer terechtkomt en daar opgroeit. Het gezin wordt gedomineerd door een tirannieke vader, die een groot deel van de gezinsuitkering uitgeeft aan gokken en drinken.

Slide 3 - Tekstslide

Maken cursus 4 taal par 3. opdracht 1 t/m 3

Slide 4 - Tekstslide

Welkom!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoe zijn talen ontstaan?
Talen zijn misschien wel een miljoen jaar geleden ontstaan.
Door steeds dezelfde klank voor iets te gebruiken, ontstonden er woorden. 
Mensen die bij elkaar in de buurt 
leefden, maakten samen een taal.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom zijn er talen?
Een taal heeft verschillende functies:
1. communicatieve of sociale functie, we gebruiken taal om met elkaar te communiceren
2. cognitieve functie, als je met iemand anders praat over een onderwerp, begrijp je er steeds meer van
3. expressieve functie, met taal kun je je gevoelens uiten

Slide 8 - Tekstslide

iemand vertelt een mop
de klas praat over afvalscheiding
een moeder vertelt hoe laat haar zoon naar bed moet
communicatieve of sociale functie
cognitieve functie
expressieve functie

Slide 9 - Sleepvraag

Taalverandering
Het Nederlands van tegenwoordig
lijkt niet meer op het Nederlands 
van lang geleden. 
Begrijp jij de oudste 
Nederlandse zin?

Slide 10 - Tekstslide

Eigenlijk is het een liefdesliedje. 

Slide 11 - Tekstslide

Maak opdracht 1 
5 minuten 

Slide 12 - Tekstslide

Taalverandering
Er zijn verschillende redenen waarom een taal verandert:
1. invloed van andere talen: we nemen woorden van andere talen over, bijvoorbeeld toilet uit het Frans
2. gemak: mens is makkelijker te zeggen dan mensch, isg is sneller te typen dan is goed.
3. veranderingen in de maatschappij: nieuwe technieken zorgen voor nieuwe woorden, bijvoorbeeld chatten

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk zelf een aantal vormen van taalverandering. Noem ook de reden van taalverandering erbij.
Je krijgt hiervoor 3 minuten.

Daarna wissel je jouw ideeën uit me je buurman/buurvrouw.
Lijken jullie ideeën op elkaar? Wat vind je van elkaars ideeën?

Tot slot gaan we de opdracht klassikaal bespreken.

Slide 14 - Tekstslide

Even herhalen
Kun je de volgende vragen juist beantwoorden?

Slide 15 - Tekstslide

Hoe is het ontstaan van talen gegaan?
A
eerst woorden, dan klanken, dan zinnen
B
eerst zinnen, dan woorden, dan klanken
C
eerst klanken, dan woorden, dan zinnen

Slide 16 - Quizvraag

Het klassengesprek over klimaatverandering is een voorbeeld van de expressieve functie van taal.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Talen zijn ontstaan in gebieden waar mensen dicht bij elkaar waren.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

dalijk
fietssnelweg
café
taalverandering door invloed van andere talen
taalverandering door gemak
taalverandering door veranderingen in de maatschappij

Slide 19 - Sleepvraag

Maken opdracht 2
Eerst gezamenlijk lezen

Slide 20 - Tekstslide

Welkom!
- Verder met cursus 4 taal - De bouwstenen van taal
- Gezamenlijk nakijken opdracht 2 en 3

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Woord van het jaar, een slectie:

- Bestie
- Boomer
- Prikspijt
- Knuffelcontact
- Ewa Drerrie
- appongeluk
- TikTok
- Brexit
- Treitervlogger
- Dab
- Sjoemelsoftware
- Selfie
- Plofkip

Etc.

Slide 24 - Tekstslide

Taal verandert, máár er is wel een systeem...

Slide 25 - Tekstslide

§4 Bouwstenen van taal



Opdracht 1 t/m 3

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

  • Onze taal bestaat uit bouwstenen.
  • Onze taal 'verengelst'
  • In het Nederlands gebruiken we een alfabet. De losse bouwsteentjes zijn dus onze
    26 letters. Van die bouwsteentjes kun je een bouwwerk (woord) maken
  • Niet elke taal gebruikt een alfabet.
  • Lettergreep is groepje letters waarin een woord kan worden verdeeeld
Bouwstenen

Slide 28 - Tekstslide

kenmerk van taal
Een taal heeft een systematiek:
'Ik eet elke dag een boterham met hagelslag.'
'Ik dag een boterham hagelslag eet elke met.'

Slide 29 - Tekstslide

Dezelfde woorden maar... 
  • Mijn zus gaat morgen naar mijn tante.
  • Mijn tante gaat morgen naar mijn zus


...een andere betekenis

Slide 30 - Tekstslide

In de krant....
vraagt een gezin om een oppas.

Gezin in Naarden zoekt een actieve oppas voor onze zoon en onze pup die ook ons huishouden draaiende houdt (Naarder koerier)

Slide 31 - Tekstslide

“Een actieve oppas voor onze pup die ook ons huishouden draaiende houdt”?

Dit kan twee dingen betekenen. Welke?

Slide 32 - Tekstslide

Waarom is grammatica zo belangrijk? 

Slide 33 - Tekstslide

Wil je niet verkeerd begrepen worden....
.... dan moet je de regels kennen

Slide 34 - Tekstslide

Knoeps

Slide 35 - Tekstslide

Maak van het woord 'knoeps' een verkleinwoord.

Slide 36 - Open vraag

Taal heeft een systematiek
In het Nederlands zijn er verschillende uitgangen voor verkleinwoorden:
kam - kammetje
boom - boompje
koning - koninkje
broer - broertje

Slide 37 - Tekstslide

Nederlandse zelfstandige naamwoorden die op een -s- eindigen hebben altijd -je als uitgang
'knoeps-knoepsje'
systematiek

Slide 38 - Tekstslide

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Werkwoord

Voegwoord

Voornaamwoorden
Bijwoord

Telwoord
Voorzetsel
de
het
een
heel
bijna
en
maar
gespeeld
doorgaan
zou
mooi
zacht
oud
paard
Groenland
in
onder
jij
mij
eerste
honderd

Slide 39 - Sleepvraag

Maken opdracht 1

Slide 40 - Tekstslide

Bespreken opdracht 1

Slide 41 - Tekstslide

Gezamenlijk maken opdracht 2

Slide 42 - Tekstslide