Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen.
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Aantal neutronen = massagetal - atoomnummer
Isotopen hebben een gelijk aantal elektronen en protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
Achter in je tekstboek staat een periodiek systeem met alle atomen (blz. 272)