Onderwerp vervangen

Remplacer le sujet
  • Lesdoel: Ik ken de onderwerpen in het Frans en weet hoe ik deze moet vervangen.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Remplacer le sujet
  • Lesdoel: Ik ken de onderwerpen in het Frans en weet hoe ik deze moet vervangen.

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Vragen weektaak
Instructie onderwerp vervangen
Verder met de weektaak

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerpen in het Frans

Slide 3 - Woordweb

Het onderwerp vervangen

Slide 4 - Tekstslide

Het onderwerp vervangen
Julie et Marc sont français.
Ils sont français.
Mes soeurs sont sportives.
Elles sont sportives.
Sa voiture est belle.
Elle est belle.
Ton ami est sympa.
Il est sympa.

Slide 5 - Tekstslide

Le pronom sujet / Het onderwerp vervangen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het juiste woord ter vervanging van het onderwerp?
Sophie est sympa. ____ est sympa.
A
Il
B
Elle
C
Ils
D
Elles

Slide 7 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
Julia aime les frites. (...) prend toujours de la mayonaise.
A
je
B
il
C
elle
D
nous

Slide 8 - Quizvraag

Vervang het onderwerp door het juiste voornaamwoord.
Paul, Jean-Pière et Jacqueline regardent la télé.
A
IL
B
ELLE
C
ILS
D
ELLES

Slide 9 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
Le pull est vert.
...... est vert.
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 10 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
Damien et Said sont mes copains.
..... sont mes copains
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 11 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
Le séjour et le jardin sont grands.
...... sont grands.
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 12 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
Julie et Aimée sont mes copines.
......... sont mes copines.
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 13 - Quizvraag

Vervang het onderwerp:
La chambre et la cuisine sont petites.
......... sont petites.
A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 14 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Fatima et Maxime rigolent à l'école
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 15 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Les chats sont actifs
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vervanging van het onderwerp?
David habite à Paris. .......... est français.
A
elle
B
il
C
ils
D
elles

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het onderwerp.
Chantalle et sa copine vont au cinéma.
......... vont au cinéma.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles

Slide 18 - Quizvraag

Vervang het onderwerp door het juiste voornaamwoord.
Mon livre et mon cahier sont grands.
A
IL
B
ILS
C
ELLE
D
ELLES

Slide 19 - Quizvraag

Vervang het onderwerp door il, ils , elle, of elles: ''Julie, Damien et Clarisse ont un pull noir.''

A
il
B
ils
C
elle
D
elles

Slide 20 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Les parents de Marie cherchent le chat
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 21 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Le lapin est actif
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 22 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

La maison est blanche
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 23 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Mes soeurs regardent la télé
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 24 - Quizvraag

Het onderwerp vervangen:

Fatima et Betul rigolent à l'école
A
Il
B
Ils
C
Elle
D
Elles

Slide 25 - Quizvraag

Weektaak 
Bron B 
Se renseigner maken op blz. 102 t/m 107


Slide 26 - Tekstslide