Ch 1 - les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Objectifs
• Vocabulaire
• Parler
• Voorzetsels bij plaatsnamen en landen
• Passé Composé
• Lire

Chapitre 1

• Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie, landen en het weer.
• Ik kan de passé composé gebruiken.
• Ik kan vertellen wat ik tijdens mijn vakantie heb gedaan.
• Ik kan de juiste bezittelijke voornaamwoorden gebruiken in het Frans.

       Toets: vrijdag 16 juni

Vocabulaire

Chapitre 1  A+B

• Slim Stampen
  
• WRTS
  
• uit je boek
  

10 minuten

Parler

Réponds aux questions en 

phrases complètes.

Voorzetsel bij landen en plaatsen

In/naar bij plaatsnamen

Bij plaatsnamen van steden of dorpen gebruik je om 

in of naar te zeggen:

à

à Paris

à Londres

à Eindhoven

Bij landennamen ligt dat anders. 

Je gebruikt dan voor in of naar 

en

 au 

aux

Eindigt een landennaam op een -e, dan is die vrouwelijk.

Je gebruikt dan 

EN

en Italie

en France

en Angleterre

en Grèce

en Belgique

en Suède

en Suisse

Daarna komt het het meest voor de mannelijke landennamen. Daar gebruik je 

AU

au Portugal

au Japon

au Danemark

au Luxembourg

au Canada

au Sénégal

Tenslotte zijn er ook nog landennamen in het meervoud.

Daar gebruik je 

AUX

aux Pays-Bas (Nederland)

aux États-Unis (VS)

Mannelijk of vrouwelijk land?

• Als een landennaam eindigt op een -e, dan is het vrouwelijk. 
• Als een landennaam eindigt op een -s dan is het meervoud. 
• De andere landen zijn dan mannelijk.

Je vais ... Portugal.

1. en
2. au
3. aux
4. à

Tom habite ... Londres.

1. en
2. au
3. aux
4. à

Ali habite ... Sénégal.

1. en
2. au
3. aux
4. à

Nous allons ... Italie.

1. en
2. au
3. aux
4. à

Mon grand-père habite ... Bruxelles.

1. en
2. au
3. aux
4. à

passé composé

Hoe vorm je een passé
composé?

passé composé = v.t.t.

Ik heb gelopen.

Mijn vader heeft gevoetbald.

Mijn broer is naar Engeland gegaan.

voltooid deelwoord

parler     ->      parlé                               donner     ->   donné

praten              gepraat                          geven               gegeven

                               REGEL:    werkwoord   -  er   +  é  

hulpwerkwoord

Om de passé composé te kunnen vormen heb je het hulpwerkwoord  avoir  nodig.

   

    Ik heb een nieuwe fiets gekocht.

avoir

j'ai

tu as

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

passé composé

De passé composé bestaat uit drie delen:

persoonlijk voornaamw.  +  hulpwerkwoord + voltooid deelw. 

j'ai parlé

tu as donné

nous avons mangé

Lire

Lis le texte.

Souligne tous les passé composés.

Tu comprends le texte?

devoirs

leren woorden/zinnen A + B