Je gebruikt hen..- als het een lijdend voorwerp is. Voorbeeld: Ik zie hen buitenspelen.
- na een voorzetsel. Voorzetsels zijn woorden als in, achter, aan, onder, op, naast, etc. Voorbeeld: Ik geef de boeken aan hen.
Je gebruikt hun...
- als het een meewerkend voorwerp is zonder voorzetsel ervoor. Voorbeeld: Hij geeft hun de bos bloemen. (aan wie? hun is dus meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor).