Framing en figuurlijk taalgebruik





Framing
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les





Framing

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning en lesdoelen
Planning:
  1. Introductie framing
  2. Stukje theorie
  3. Opdracht

Lesdoelen:
  1. Jullie weten wat framing is.
  2. Jullie weten hoe media beïnvloeden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Volkskrant is volgens mij...
A
altijd subjectief
B
altijd objectief
C
vaker subjectief dan objectief
D
vaker objectief dan subjectief

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De krant of het nieuws dat ik lees is objectief.
(volledig eens=100)
-1100

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

welke synoniemen ken je voor het werkwoord ETEN?

Slide 5 - Woordweb

Geef hier aan welke woorden welke connotatie hebben: welk gevoel geven ze mee? Wat is de boodschap over de auteur/ hoe wordt iemands mening gevormd door de woordkeuze
FRIKADEL

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KADAVERSTAAF

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

welke
hamburger
kies je?
A
Nu 80% Minder vet
B
Slechts 20% vet

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laat William zijn
middelvinger zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Framing
  • Jullie zagen net voorbeelden van framing
  • Maar wat is framing dan precies?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing
  • Eeuwenoude beïnvloedingstechniek
  • Inkaderen
  • Het verloopt via taal en beelden
Het meegeven van een bepaald kader aan een boodschap

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom framen we?
  • Frames blijven lekker hangen
  • Mensen beïnvloeden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het wordt veel gebruikt door:
  • Politici
  • Media
  • Eetwarenindustrie
  • Reclame

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medelijden

Veel ophef over deze foto/ video
Klimaatverandering? Misschien was de beer wel ziek

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corona
Vleermuizensoep
Markt in India

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

eufemisme
 is een stijlfiguur waarmee iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dysfemisme
Grove, versterkende beschrijving. Beledigender alternatief.
Voorbeeld: stinkhok, in plaats van toilet. Morsdood, in plaats van overleden.

Leraar: “Anton is verbaal zeer begaafd en goed te verstaan”

Ouder:” Bedoelt u dat hij een grote bek heeft?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle woorden hebben betrekking op appelsap. Toch worden de gele woorden  wel in reclames gebruikt en de rode woorden  niet. Waarom niet? Waarom klinken die woorden zo slecht? En waarom worden er eigenlijk woorden als ‘ambachtelijk’ en zelfs ‘oprecht’ gebruikt in appelsapreclames? Ze voegen inhoudelijk niets toe, maar geven wel een goed gevoel over het product. Een interessant geval is ‘natuurtroebel’: ‘troebel’ wekt eigenlijk negatieve associaties op, maar bij ‘natuurtroebel’ is het ineens heel logisch en juist ‘natuurlijk’ en ‘gezond’.

Natuurtroebel
Ambachtelijk
Natuurlijk
Vers geplukt
Gezond
Oprecht
Met drab erin
Van massale teelt
Bevat suikers
Urinekleurig

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eufemisme & dysfemisme
eufemisme:  prijsaanpassing in plaats van prijsverhoging

dysfemisme (is ook snel een hyperbool):  de moddervette hond (ipv dikke of stevige hond)


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je mensen die uit een ander land komen, in jouw land blijven wonen en misschien jouw nationaliteit willen verkrijgen?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voel je het verschil?
asielzoeker
vluchteling
ontheemde
refugié
migrant
politieke vluchteling
economische vluchteling
gelukszoeker

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing
in 
het debat

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
gebrekkige → gehandicapte → mindervalide → andersvalide → persoon met een beperking

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
jagger – oude – bejaarde – gepensioneerde – oudere – vitalo

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing in de reclame

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je voorgaande foto omschrijven?

Slide 31 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Bedenk een frame voor een situatie die te maken heeft met:
1. School
2. Werk
3. Uitgaan
Je moet over 5 minuten met je groepje vertellen: wat is de situatie, naar wie communiceer je en wat is de frame.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framing in het examen
Wat wil de schrijver vermoedelijk bereiken met bepaalde woorden.
Voorbeeld:
"Zijn rivaal Roglic hield zich drie weken lang opgesloten en beschut in een defensieve bunker."
geef aan of de beeldspraak in bovenstaande zin leidt tot positieve of negatieve beeldvorming ten aanzien van Roglic en leg uit waarom.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik in het examen

  • Typeer de schrijfstijl (neutraal/zakelijk/objectief/ persoonlijk/subjectief/bombastisch/overdreven/beeldend
  • Wat is de strekking van de anekdote?
  • Leg het beeld uit
  • Citeer woordgroepen waarmee de schrijver probeert sympathie van de lezer op te wekken.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik in het examen
Het gaat om manipulatie van de lezer door bepaalde woordkeuze:
  • Welke sturing wil de schrijver geven aan het onderwerp
  • Is de beeldspraak adequaat of juist manipulatief?
Voorbeelden:
  • De beeldspraak is wel/niet geslaagd, want ...
  • Benadrukt een voorbeeld van bijzonder taalgebruik vooral chaos, overbelasting  of gebrek aan solidariteit?
  • Typeer de schrijfstijl (neutraal/zakelijk/objectief/ persoonlijk/subjectief/bombastisch/overdreven/beeldend

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap wat framing inhoudt
07

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb er vertrouwen in dat ik framing in een tekst kan herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies