inleiding in de ouderenzorg

welkom!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ouderenzorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer spreek je van ouderen?


Je hebt mensen van 50 jaar die 'oud zijn' en mensen van 80 die zich jong voelen en gedragen. Als we de leeftijd als uitgangspunt nemen is dit tegenwoordig 67 jaar. Dan gaan mensen met pensioen en horen ze bij 'de ouderen'. Toch is de groep ouderen erg verschillend.  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar word de ervaring van
het ouder worden door
beïnvloed?

Slide 4 - Woordweb

Ervaring ouder worden
Ervaring wordt beïnvloed door verschillende factoren:

  • Levensloop
  • Levensfase
  • Levensperspectief

Slide 5 - Tekstslide

Levensloop 
De reeks gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens iemands leven. 
Ieder mens ontwikkelt tijdens zijn/haar leven een persoonlijk levenstraject.

 De levensloop is uniek en is afhankelijk van de levensgebeurtenissen, waarden en normen en cultuur.

 Op gebeurtenissen kunnen mensen divers reageren en dat noemt men coping stijl. 


Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke levensgebeurtenissen
BLEG’ s zijn gebeurtenissen in het leven die ingrijpende veranderingen teweeg brengen bv dood van levenspartner ,echtscheiding, dood van een naaste familielid. 

Ziekte of ongeval, huwelijk, verhuizing, ontslag, verandering in gezondheid van een naaste, verandering van levensinvulling en ontspanning 

Slide 7 - Tekstslide

Crisiservaringen
Crisiservaringen zijn ervaringen die ingrijpende veranderingen teweegbrengen en extra veel aanpassing vragen. 

Hierbij gaat het om ervaringen die met veel emoties gepaard gaan. 
Het leven verandert na zo’n ervaring drastisch. 

Crisiservaringen spelen in het leven van de oudere zorgvrager een grote rol. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Algemene kenmerken van de  levensfase v/d oudere kunnen zijn
  • Terugtrekken 
Veel ouderen trekken zich terug. Geen zin meer in te werken of voor anderen te zorgen. Dit hebben ze al heel hun leven gedaan. Ze hebben behoefte aan rust en bezinning
  • Relativeren 
Mede door hun levenswijsheid kunnen ze aangeven wat belangrijk is en wat niet
  • Nieuwe levensvervulling
 Zij kunnen actief zijn in verenigingsleven met hobby’s oppassen op kleinkinderen enz
  • Voorbereiden op het einde 
Zij denken na over een verhuizing naar een zorginstelling en over de zorg die zij gaan krijgen

Slide 10 - Tekstslide

Hoe krijg je inzicht in de
levensfase van een oudere?

Slide 11 - Woordweb

Waar kan een levensperspectief door worden beïnvloed?

Slide 12 - Open vraag

Levensperspectief wordt beïnvloed door:

  • Veroudering
  • Levensgeschiedenis
  • Sociaal netwerk
  • Het zelfbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Omgaan met levensperspectief v/d oudere

  • Kwaliteit van leven optimaliseren. 
  • Hoe je hiermee omgaat is persoonlijk en afhankelijk van o.a waarden en normen. 
  • Zijn/ haar individuele beleving van de levensloop als uitgangspunt nemen. 
  • Zijn/haar levensverhaal staat centraal in de zorg. 


Slide 14 - Tekstslide

Hoe kun je succesvol
oud worden?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Video

1. Ouderen moeten zolang mogelijk thuis blijven wonen.
juist
onjuist

Slide 17 - Poll

Er zijn door de woningnood initiatieven waarbij studenten bij ouderen gaan wonen. ze mogen dan wonen bij een bejaard persoon in ruil voor wat ondersteuning en gezelligheid. Mij zou dit wel aanspreken. 
juist
onjuist

Slide 18 - Poll

Slide 19 - Tekstslide

Bespreken artikel ouderen en Covid 

  •  4 Subgroepen 
Overeenkomsten en verschillen 
Als groep 1 artikel bespreken 

  • Opdracht maken volgende dia: 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1: (20 min totaal)
1. schrijf voor jezelf op:
  • Hoeveel ouderen ken je? 
  • Wat is de woonsituatie van deze ouderen?
  • Weet je wat de achtergrond van deze oudere is? (kinderen, werk, gezin)
  • Wat is op dit moment de dag invulling van deze persoon?
  • Waar heeft deze persoon ondersteuning bij nodig?
  • Zou je later met ouderen willen werken, waarom wel / waarom niet? 



2. klassikale terugkoppeling. 

wie kent er geen ouderen? 

wie kent er meer dan 5 ouderen?

wie kent er meer dan 10 ouderen? 

wie kent er ook ouderen die geen familie van je zijn?

welke conclusie kun je hieruit trekken?

welke ouderen zouden jullie als toekomstig MZ'er tegen kunnen komen?

wie zou later met ouderen willen werken? en waarom?

Slide 21 - Tekstslide