Thema 5, bs 1: Je omgeving waarnemen

Thema 5: waarneming, gedrag en regeling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: waarneming, gedrag en regeling

Slide 1 - Tekstslide

B1 Je omgeving waarnemen
-Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel
-Je kunt de werking van zintuigen beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij (al) van waarnemen?
  1. Welke organen ken je waar zich zintuigcellen bevinden?  
  2. Wat is een prikkel?
  3. Welke zintuigen heb je allemaal?
  4. Wat doet een zintuigcel?
  5. Wat zijn impulsen?
  6. Wat doen de hersenen?
  7. Wat zijn pijnpunten?
  8. Wat heeft een drempelwaarde te maken met impulsen?.
  9. Kun je een voorbeeld noemen van gewenning?

Slide 3 - Tekstslide

Zintuigen
een orgaan wat
blanco

Slide 4 - Tekstslide

Zintuigen - Prikkels Impulsen
Een prikkel is een verandering in de omgeving. 
De zintuigcellen in de zintuigen vangen die prikkels op. Vanuit de zintuigcellen ontstaan dan impulsen. 
Een impuls is een elektrisch signaaltje. Dat signaaltje gaat door een zenuw naar je hersenen. De impulsen gaan ook van de hersenen via de zenuwen naar bijvoorbeeld spieren en klieren. Een aantal impulsen gaat door het ruggenmerg.

Orgaan  : waarneming
- oren     : Je hoort wat de ander je vertelt.
- ogen    : Je ziet, want je leest dit.
- tong     : Je proeft wat de smaak van kaas is.
- neus    : Je kunt ruiken dat het eten aanbrandt.
- huid     : Je kunt voelen aan een kopje of de thee heet is.

Slide 5 - Tekstslide

5 organen, 9 zintuigen
Oren: Evenwichtszintuig & gehoorzintuig
Neus: Reukzintuig
Mond: Smaakzintuig
Ogen: gezichtszintuig
Huid: Warmte, kou, druk & tast* (*hoe voelt iets, ruw of glad?).

Slide 6 - Tekstslide

zintuigcellen maken impulsen
impulsen gaan via de zenuwen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Drempelwaarde
Waarom merk je sommige veranderingen niet?

Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.

Slide 9 - Tekstslide

Impulsfrequentie

Wanneer een prikkel sterker wordt, neemt de impulsfrequentie toe = per seconde meer impulsen.

De sterkte van het signaal (amplitude) blijft gelijk!

Slide 10 - Tekstslide

Adequate prikkel
Zintuigcellen zijn gevoelig  voor bepaalde  
 prikkels. Als een zintuigcel gevoelig is voor een prikkel (en dus een hele lage drempelwaarde heeft voor dat soort prikkels) dan noem je die prikkel een adequate prikkel (zie afbeelding).

 Doet hard geluid zeer in je neus?
 Is scherp zonlicht naar voor je tong?
 Is de geur van pizza van invloed op je huid?
 Hoe komt dat?


Slide 11 - Tekstslide

Gewenning
De drempelwaarde kan verhogen nadat:
1. Er sterke prikkels zijn waargenomen > na een poosje zal je gewend zijn aan de sterkte & ligt de drempelwaarde hoger (?Wat betekent dit dus?)
2. Als prikkels een langere tijd aanhouden > je lichaam hoeft er dus niet meer op te reageren, en de drempelwaarde zal verhogen.
De prikkels zijn er nog wel, maar de drempelwaarde ligt hoger > dus er worden minder impulsen doorgestuurd.

VB: je loopt een stinkende sportzaal binnen, maar na een paar minuten ruik je dit niet meer.

Slide 12 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
1. Lezen bs 1, thema 5
2. Begrippenlijst van Magister downloaden (bij studiewijzers)
3. Begrippenlijst van bs 1 invullen
4. Lezen practicum 1 'Warmtezintuigen en koudezintuigen'
(in je boek of op Magister). Voer het proefje thuis uit voor morgen

Slide 13 - Tekstslide