V2 - Spelling (tussenletters in samenstellingen)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Theorie
  • Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling > tuin + stoel = tuinstoel.
  • Soms moet je een of twee letters tussen deze woorden toevoegen > tussenletters.
  • Tussenletters kunnen zijn: (e)n, e of s.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer voeg je een -s- toe?
  • Als je een -s- hoort, dan schrijf je die ook.
  • liefdesverdriet, koningshuis

  • Twijfel je? Vervang het tweede deel van de samenstelling door een ander woord. Zo hoor je of er een -s- tussen moet.
  • meisjesstem (want: meisjesfiets), stationsstraat (want: stationsplein)

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer voeg je -(e)n toe?
  1. Het eerste deel van de samenstelling is een zelfstandig naamwoord
  2. Het zn heeft alléén een meervoud op -en-
  • paardenbloem > paard is een zn > meervoud = paarden

  • maar: groentesoep > groente is een zn > meervoud = groenten/groentes

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen
  • Het eerste deel is geen zn.
  • Het eerste deel  heeft (ook) een meervoud op -s-.
  • Het eerste deel heeft geen meervoud.
  • Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord .

> in deze gevallen schrijf je alleen de tussenletter -e-.

Slide 7 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zn
  • knarsetanden > knarsen is een ww
  • armelui > arme is een bn
  • blindedarm > blinde is een bn

Slide 8 - Tekstslide

Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s-
  • secondewijzer > meervoud = secondes/seconden
  • aspergekwekerij > meervoud = asperges

Slide 9 - Tekstslide

Het eerste deel heeft geen meervoud
  • rijstepap > rijst heeft geen meervoud

Slide 10 - Tekstslide

Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is
  • zonnebank > we hebben er maar één zon; de zon is uniek
  • maneschijn > we hebben maar één maan; de maan is uniek

Slide 11 - Tekstslide

Het eerste deel versterkt een bn
  • reuzefijn > betekent: heel erg fijn
  • apetrots > betekent: heel erg trots 

Slide 12 - Tekstslide

(e)n
s
e
kat + bak
tarwe + brood
pakje + avond
beer + sterk
dame + schoen

Slide 13 - Sleepvraag

Verdere verloop van de les
  • 1 of meer fout? > We doen eerst nog een opdracht samen.

  • 0 fout? > Begin zelfstandig aan de opdrachten in de planning.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht -s
1. omgang + regeling
2. stad + centrum
3. eenman + zaak
4. bioscoop + stoel
5. onweer + bui

  • omgangsregeling
  • stadscentrum
  • eenmanszaak
  • bioscoopstoel
  • onweersbui 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht -e/-en
1. zwijn + stal
2. groente + soep
3. beer + leuk
4. spin + web
5. tarwe + brood


  • zwijnenstal
  • groentesoep
  • bereleuk
  • spinnenweb
  • tarwebrood

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht en huiswerk

Maak online de opdrachten in de planning van Spelling, paragraaf 5 (deel 1).


Voor woensdag 6 maart

Slide 17 - Tekstslide