2HV H4 spelling

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H4:  Spelling : over tussenletters in samenstellingen (blz. 130)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt samenstellingen met en zonder
      tussenletters correct spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Maak de Startopdracht  (blz. 130)

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer voeg je -(e)n toe?
  1. Het eerste deel van de samenstelling is een zelfstandig naamwoord
  2. Het zn heeft alléén een meervoud op -en-
  • paardenbloem > paard is een zn > meervoud = paarden
  • maar: groentesoep > groente is een zn > meervoud = groenten/groentes

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen
  • Het eerste deel is geen zn
  • Het eerste deel  heeft (ook) een meervoud op -s-
  • Het eerste deel heeft geen meervoud
  • Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord

> in deze gevallen schrijf je alleen de tussenletter -e-.

Slide 6 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zn
  • knarsetanden > knarsen is een ww
  • armelui              > arme is een bn
  • blindedarm      > blinde is een bn

Slide 7 - Tekstslide

Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s-
  • secondewijzer     > meervoud = secondes /                                               seconden

  • aspergekwekerij    > meervoud = asperges

Slide 8 - Tekstslide

Het eerste deel heeft géén meervoud
  • rijstepap > rijst   
     heeft geen
     meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Het eerste deel verwijs t naar iets waarvan er
maar één is
  • zonnebank > we hebben er maar één zon; de zon isuniek

  • maneschijn > we hebben maar één maan; de maan is uniek

Slide 10 - Tekstslide

Het eerste deel versterkt een bn
  • reuzefijn > betekent: heel erg fijn

  • apetrots > betekent: heel erg trots 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Maak nu opdracht 2 en 3
Maak dan opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer voeg je een -s- toe?
  • Als je een -s- hoort, dan schrijf je die ook.
  • liefdesverdriet, koningshuis

  • Twijfel je? Vervang het tweede deel van de samenstelling door een ander woord. Zo hoor je of er een -s- tussen moet.
  • meisjesstem (want: meisjesfiets), stationsstraat (want: stationsplein)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Maak nu opdracht 4
Maak dan opdracht 3

Slide 16 - Tekstslide

peer+sap
A
peersap
B
perensap
C
peresap

Slide 17 - Quizvraag

hebben+ding
A
hebbeding
B
hebbending
C
hebding

Slide 18 - Quizvraag

arm+lui
A
armelui
B
armenlui
C
armlui

Slide 19 - Quizvraag

zon+stelsel
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel
C
zonstelsel

Slide 20 - Quizvraag

station+plein
A
stationplein
B
stationsplein

Slide 21 - Quizvraag

mening+verschil
A
meningverschil
B
meningsverschil

Slide 22 - Quizvraag

zaak+man
A
zaakman
B
zakeman
C
zakenman

Slide 23 - Quizvraag

kat+bak
A
katbak
B
kattebak
C
kattenbak
D
kattensbak

Slide 24 - Quizvraag

Seconde+wijzer

Slide 25 - Open vraag

tarwe+bloem

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag 
- Leer de theorie (blz. 130)

Startopdracht
- Maak opdracht 1 t/m 4 


Slide 27 - Tekstslide