Zinnen ontleed je altijd in een vaste volgorde.
Je begint bij de ....... Daarna kijk je of er nog meer .... in de zin staan. Alle .... samen noem je het ....... Let bij het werkwoordelijk gezegde op werkwoorden met .... en ...werkwoorden.
Daarna kijk je wie of wat het doet. Zo vind je het ......
Sommige werkwoorden hebben nog een extra vraag nodig, namelijk ...... Zo vind je het lijdend voorwerp.