Signaalwoorden - tekstverbanden

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Je kunt een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend verband aan de hand van signaalwoorden herkennen in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Waar vind ik vaak de hoofdzaken in een tekst?
A
Inleiding
B
Eerste of laatste zin van een alinea.
C
Eerste of tweede zin van een alinea
D
Laatste zin van een alinea.

Slide 3 - Quizvraag

Zin 1
Zin 2
Zin 3
Zin 4
Dat denkt Helmut Vlieg, directeur van Treinreiswinkel, een organisatie die net als NS internationale treintickets verkoopt. 
Daarnaast zijn snellere en betere verbindingen volgens hem een oorzaak van de toegenomen populariteit. 
Neem nou de Eurostar: die biedt reizigers een goed alternatief voor het vliegtuig, want je staat snel in hartje Londen. 
De populariteit is niet alleen een gevolg van klimaatverandering en de bewustwording daarover, maar komt ook doordat de treinen comfortabeler worden. 

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Video

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. (Let op!)
1. Tegenstellend tekstverband
2. Chronologisch tekstverband
3. Opsommend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 7 - Tekstslide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 8 - Tekstslide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 9 - Tekstslide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 10 - Tekstslide

Birney houdt van spannende sporten, ...... duiken en autoracen. (toelichtend). 
.... lees je hoe je je nieuwe mobiel activeert, ...... doe je hem aan via het keuzemenu, .... download je de apps die je wilt gebruiken. (chronologisch) 
Mijn broertje lust graag kipgerechten ..... pasta's; hij houdt .... van stampoten, zoals hutspot. (opsommend). 
Op een eiland wonen kan heel fijn en rustig zijn, .... je dat ook een geïsoleerd gevoel kan geven. (tegenstellend)
zoals
eerst
vervolgens
ten slotte
en
ook
hoewel

Slide 11 - Sleepvraag

Wat ga je doen? 
Je gaat opdracht 6 op bladzijde 25 maken. Je schrijft je antwoorden in je schrift. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 13 - Woordweb

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 14 - Woordweb