NIMA M1: 1.1 t/m 1.3

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Welkom!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Nima M1
Basiskennis marketing

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpak en planning
  • 3 uur per week (ma 2, wo 1 uur)
  • 14 hoofdstukken, 2 per week

  • Elke les theorie én opdrachten
     via Lessonup
  • Stel vragen vanuit je stage/werk:
     Interactie!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsing
  • Kwalificerende toets (examen) in week 4
  • Schriftelijk (75 min.)
  • Oefen wekelijks!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check-in Lessonup
  • lessonup.app/code
  • lmzxj
  • Nog geen account? Maak eerst aan!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1: Marketing
1.1 Wat is marketing?
1.2 Marktbenaderingsconcepten
1.3 Afnemers
1.4 Marketingmix
1.5 Online Marketing

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het uitgangspunt van marketing?
A
De productie van artikelen
B
De winst van de onderneming
C
De behoefte van afnemers
D
De verkoop aan afnemers

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marketing geeft antwoord op:
  1. Welke behoeften zijn er?
  2. Hoe kunnen we hierin voorzien?
  3. Met welke producten kunnen we hierin voorzien?
  4. Welke mensen willen deze producten kopen?
  5. Welke prijs willen ze ervoor betalen?
  6. Hoe weten ze dat deze producten worden aangeboden en waar ze de producten kunnen kopen?

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kom je achter die behoefte? Koppelen aan stage!
Marketing geeft antwoord op:
  1. Welke behoeften zijn er?
  2. Hoe kunnen we hierin voorzien?
  3. Met welke producten kunnen we hierin voorzien?
  4. Welke mensen willen deze producten kopen?
  5. Welke prijs willen ze ervoor betalen?
  6. Hoe weten ze dat deze producten worden aangeboden en waar ze de producten kunnen kopen?

Uiteindelijk helpt marketing om winst te realiseren!

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kom je achter die behoefte? Koppelen aan stage!
Filmpje 'Wat is marketing?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marktbenaderingsconcepten
Productieoriëntatie
Focus op zoveel mogelijk produceren (massaproductie) tegen zo laag mogelijke kosten. Door schaarste was het makkelijk om producten kwijt te raken aan de markt, een verkopersmarkt dus. Deze visie had de overhand tot 1930
tot 1930
Productoriëntatie
'Een goed product verkoopt zichzelf'. De kwaliteit van het product vormt een belangrijke voorwaarde voor de verkoop ervan. Dit concept was nodig doordat er meer concurrentie kwam en leefde rond 1920.

1930 - 1950
Verkooporiëntatie
Na een tijdje was een goed product geen garantie meer voor succes. De verkopersmarkt veranderde in een kopersmarkt (buyers market). Dit kwam door overproductie en overcapaciteit. Een agressieverere benadering van de markt was nodig om verkoop te stimuleren. 
Dit idee tussen 1930 en 1950.
na 1950
Marketingoriëntatie
Na 1950 richtte men zicht steeds meer op de markt. Hierbij staan de wensen en de verlangens van de afnemers centraal (customer orientation). Hiervoor is marktonderzoek nodig.

Laatste jaren
Maatschappelijke oriëntatie
Hier houdt men niet alleen rekening met de belangen van de afnemer, maar ook van die van de hele maatschappij. Maatschappelijk verantwoord ondernemen werd steeds belangrijker.
Deze visie speelt nu.

Slide 11 - Tekstslide

Zelf laten lezen (3 min.)
Bij welke situaties is er sprake van een kopersmarkt?
A
Er is weinig productiecapaciteit beschikbaar.
B
Er heerst een relatieve schaarste.
C
Het aanbod overtreft de vraag.
D
De vraag overtreft het aanbod.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is typerend voor een organisatie die het productconcept hanteert?
A
'Een goed en betrouwbaar product verkoopt zichzelf.'
B
'Efficiency bij het vervaardigen van een product biedt de meeste kansen op een blijvend concurrentievoordeel.'
C
'Een product is pas goed wanneer het voldoet aan de wensen in de markt.'
D
'Men kan alle producten afzetten als men maar voldoende aan reclame en verkoopondersteuning doet.'

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een energieleverancier richt zich met agressieve verkoopacties op nieuwe klanten.

Welk concept wordt door deze fabrikant gevolgd?
A
Productconcept
B
Productieconcept
C
Marketingconcept
D
Verkoopconcept

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de jaren vijftig is marketing in Nederland geïntroduceerd. In welke volgorde heeft marketing de verschillende fasen in de historische ontwikkeling doorlopen?
A
Marketingoriëntatie, maatschappelijke marketingoriëntatie, verkooporiëntatie.
B
Marketingoriëntatie, verkooporiëntatie, maatschappelijke marketingoriëntatie.
C
Verkooporiëntatie, marketingoriëntatie, maatschappelijke marketingoriëntatie.
D
Verkooporiëntatie, productoriëntatie, maatschappelijke marketingoriëntatie.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.3 Afnemers

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een afnemer?
A
Consument
B
Detailhandel
C
Groothandel
D
Allemaal

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afnemers
  • Een afnemer is een particulier óf organisatie die producten of diensten koopt of huurt.
  • Alle afnemers van een bedrijf bij elkaar noemen we de afzetmarkt.
  • Potentiële afnemers horen ook bij de afzetmarkt


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Industriële afnemers

Koopt goederen om ze weer door te verkopen
(groot- en detailhandels)
Finale afnemer

Koopt/gebruikt het product voor eigen behoefte

Dit kunnen net zo goed consumenten als bedrijven zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies