Laatste les voor de toets 2.1 t/m 4 en 3.1, 5 en 6
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
1. Welk van de volgende dingen is een plastide?
A
Zetmeelkorrels
B
Bladmoes
C
Zenuwstelsel
D
Kraakbeen
Slide 4 - Quizvraag
2. Hoe heet het plantenweefsel dat nieuwe houtcellen aanmaakt?
A
Vacuole
B
Huidmondje
C
Opperhuid
D
Cambium
Slide 5 - Quizvraag
3. Hoe heet onderdeel van het blad waar vaatbundels doorheen lopen?
A
Bladsteel
B
Bladmoes
C
Hoofd- en zijnerven
D
Bladschijf
Slide 6 - Quizvraag
4. Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 7 - Quizvraag
5. In de afbeelding zijn delen van het lichaam van een mens getekend. Telkens is een klein stukje verder uitvergroot.
In welke tekening is een weefsel weergegeven?
In welke tekening is een weefsel weergegeven?
A
in tekening 1
B
in tekening 2
C
in tekening 3
D
in tekening 4
Slide 8 - Quizvraag
6. Een plant maakt zijn eigen voedsel in de bladeren.
Waar in de bladeren gebeurt dit vooral?
Waar in de bladeren gebeurt dit vooral?
A
Vooral in het bladmoes.
B
Vooral in de bladsteel.
C
Vooral in de nerven.
Slide 9 - Quizvraag
8. De torso:
Hoe heet het grijze orgaan?
Hoe heet het grijze orgaan?
A
De slokdarm
B
De dikke darm
C
De dunne darm
D
De maag
Slide 10 - Quizvraag
9. In de tekening zie je een torso en een dwarsdoorsnede van de torso. Op welke plaats is de dwarsdoorsnede gemaakt? Let op: (Selecteer de juiste letter in het antwoord)
A
A
B
B
C
C
Slide 11 - Quizvraag
10 Twan zegt, dat sommige bacteriën voedsel kunnen afbreken en dat ze zich voortplanten d.m.v. deling.
Jan zegt dat bacteriën een celkern hebben.
Wie heeft er gelijk?
Jan zegt dat bacteriën een celkern hebben.
Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Twan heeft gelijk
B
Alleen Jan heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk
Slide 12 - Quizvraag
11. Welke van de onderstaande ziektes wordt door een bacterie veroorzaakt?
A
Griep
B
Aids
C
Oorontsteking
D
Corona
Slide 13 - Quizvraag
12. Welke cel is van een eukaryoot?
A
Bovenste cel
B
Onderste cel
Slide 14 - Quizvraag
13. Hoe plant een gist zich voort?
A
met schimmeldraden
B
met knoppen
C
door celdeling
D
Een gist kan niet voortplanten
Slide 15 - Quizvraag
14. Bij de productie van het medicijn penicilline worden schimmels gebruikt
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
15. Bij welk product is geen gebruik gemaakt van biotechnologie?
A
brood
B
blauwe kaas
C
bier
D
champignons
