Formatieve toets grammatica 1 hv

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie lidwoorden?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
Mooi
B
Leuk
C
Groot
D
Hond

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
Maaike
B
Paard
C
Het
D
Laptop

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, regen
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin: In Nijmegen vinden elke zomer de zomerfeesten plaats.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag hebben we patat gegeten.
hebben=
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Zelfstandig werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer belde een vriend.
Een =
A
Zelfstandig naamwoord
B
Onbepaald lidwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoorden zie je in de zin en geef aan of het een zelfstandig w.w. is of een hulp w.w.
'Jesse heeft gisteren een fiets gekregen'.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kijk steeds stiekem op mijn telefoon.
Kijk =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Geen werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zelfstandige werkwoord in de zin:
Ik had mijn telefoon vandaag naar school moeten meenemen.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maak mijn huiswerk niet altijd.
maak =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent heeft mijn telefoon afgepakt.
afgepakt =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een lidwoord?
A
Aan
B
Voor
C
De
D
En

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het woord "portemonnee" is een
A
Abstract zelfstandig naamwoord
B
Concreet zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden in de volgende zin zijn bijvoeglijk naamwoorden?

Dat dikke boek is echt interessant.
A
dikke - echt
B
dikke - interessant
C
dat - dikke
D
echt - interessant

Slide 18 - Quizvraag

- Het dikke boek (het boek is dik)
- Het interessante boek (het boek is interessant)

'Het echte boek' kan ook, maar dan is de betekenis van 'echt' anders. Hier gaat het om 'echt interessant'.
'Dat boek' kan ook, maar 'dat' is een aanwijzend voornaamwoord; het zegt niks over het boek.
Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Die jongen is erg boos op de trainer.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden staan in deze zin?

Die rode, lange jurk is mooi.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag

rode, lange, mooi

De rode jurk
De lange jurk
De mooie jurk
Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedachte =
A
Concreet zelfstandig naamwoord
B
Abstract zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veghel =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn nieuwe fiets zet ik altijd goed op slot.
Nieuwe =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen kreeg een tien.
Jongen =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongen kreeg een tien.
Kreeg =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het schoolexamen was moeilijk.
Moeilijk =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de volgende opdrachten is steeds de vraag: wat voor woordsoort is het onderstreepte woord?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Janneke heeft een mooie ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg met een voorbeeld uit wat het verschil is tussen en zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met een hulpwerkwoord, een zelfstandig werkwoord, twee lidwoorden, twee zelfstandige naamwoorden en een bijvoeglijk naamwoord. Onderstreep het zelfstandige werkwoord.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

EINDE TOETS!
Ik hoop dat het meeviel.
Als je nog tijd over hebt, kun je lezen in je boek of je alvast voorbereiden op je volgende les.
Je hoort zo snel mogelijk je cijfer, maar dat telt dus niet mee.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies