les 15 herhaling voor de toets

... Land
A
ein
B
eine
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

... Land
A
ein
B
eine

Slide 1 - Quizvraag

... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 2 - Quizvraag

... Dorf
A
ein
B
eine

Slide 3 - Quizvraag

... Niederländerin
A
kein
B
keine

Slide 4 - Quizvraag

... Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

... Mädchen
A
ein
B
eine

Slide 6 - Quizvraag

... Straße
A
ein
B
eine

Slide 7 - Quizvraag

... Namen
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 8 - Quizvraag

... Kinder
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

... Haare
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal naar het Duits
1. bevallen
2. sturen
3. doen
4. aardig
5. eerlijk
6. verkopen
7. het oog +

Slide 11 - Tekstslide

Antworten
1. gefallen
2. schicken
3. machen
4. nett
5. ehrlich
6. verkaufen
7. das Auge / die Augen

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal naar het Nederlands
Vielleicht fange ich nächstes Jahr an Gitarre zu spielen.
Ich spiele schon seit zwei Jahren Klavier.
Wir zeichnen sehr gerne.

Slide 13 - Tekstslide

Antworten
Vielleicht = misschien, wellicht
das Klavier = de piano
zeichnen = tekenen

Slide 14 - Tekstslide

Het bepaalde lidwoord
Nederlands: 
enkelvoud = de / het 
meervoud = de 
Duits: 
enkelvoud: der / diedas
meervoud: die

Slide 15 - Tekstslide

Het bepaalde lidwoord
  • der -> mannelijk
  • die -> vrouwelijk
  • das -> onzijdig

Slide 16 - Tekstslide

Het bepaalde lidwoord
  • Mannelijke personen en dieren:
der Mann, der Opa, der Stier, der Niederländer

  • Vrouwelijke personen en dieren:
die Frau, die Oma, die Kuh, die Niederländerin

  • De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op -e:
die Adresse, die Toilette, die Schule, die Lampe

Slide 17 - Tekstslide

Het bepaalde lidwoord
Veel het-woorden in het Nederlands zijn in het Duits das-woorden:

  • das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel, das Mädchen, das Kind
  • het paard, het raam, het lied, het spel, het meisje, het kind

Slide 18 - Tekstslide

bepaald lidwoord, 1e naamval


Der Mann ist müde.
Die Frau kennt Peter.
Das Lied ist schön.

Die Leute sind motiviert.
persoonlijk voornaamwoord, 1e naamval

Er ist müde.
Sie kennt Peter.
Es ist schön.

Sie sind motiviert.

Slide 19 - Tekstslide

bepaald lidwoord, 1e naamval


Der Mann ist müde.
Die Frau kennt Peter.
Das Lied ist schön.

Die Leute sind motiviert.
persoonlijk voornaamwoord, 1e naamval

Er ist müde.
Sie kennt Peter.
Es ist schön.

Sie sind motiviert.

Slide 20 - Tekstslide

Het onbepaalde lidwoord + geen
  • Nederlands: een / geen
--> de man, een man, geen man
--> de vrouw, een vrouw, geen vrouw
--> het lied, een lied, geen lied
--> het meisje, een meisje, geen meisje

  • Duits: ein/e, kein/e

Slide 21 - Tekstslide

mannelijk, onzijdig

der Mann 
-> ein Mann / kein Mann

das Fenster
-> ein Fenster / kein Fenster

vrouwelijk, meervoud

Slide 22 - Tekstslide

mannelijk, onzijdig

der Mann 
-> ein Mann / kein Mann

das Fenster
-> ein Fenster / kein Fenster

vrouwelijk, meervoud

die Frau
-> eine Frau / keine Frau

die Menschen
-> keine Menschen

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht
Doen: Arbeitsbuch, Seite 48, Aufgaben 1, 2 und 3
Arbeitsbuch, Seite 57, Aufgaben 4 und 5
Met wie? Alleen - stiltewerk
Tijd: 15 Minuten
Hulp? Lernlisten (Seite 65/66/67 + Grammatik I)
Klaar? Arbeitsbuch, Seite 39/40, Aufgaben 52 + 53
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Lernziele
Je kunt het geslacht van zelfstandige naamwoorden toepassen.
Je kunt bepalen wanneer het onbepaalde lidwoord een [e] uitgang krijgt en wanneer niet.

Slide 25 - Tekstslide