1.3 Sta je sterk als consument?

H1 Wat heb je nodig?
Paragraaf 1.3 Sta je sterk als consument?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1 Wat heb je nodig?
Paragraaf 1.3 Sta je sterk als consument?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Beïnvloeding

Slide 3 - Woordweb

Verschil in behoeften heeft te maken met budget
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van reclame
A
Grappige filmpjes maken
B
Influencers geld betalen
C
Zorgen dat de consument wat koopt
D
Informeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil Sociale beïnvloeding en Commerciële beïnvloeding?

Slide 6 - Open vraag

Herhaling begrippen paragraaf 1.2
  • Budget
  • Sociale beïnvloeding
  • Commerciële beïnvloeding
  • Reclame

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe consumenten organisaties jou als consument kunnen helpen.
  • Je weet hoe de overheid jou als consument helpt met regels in de wet.
  • Je weet wat je hebt aan garantie. 

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 1.3
  • Consumentenorganisaties
  • Vergelijkend warenonderzoek
  • Deugdelijk product
  • Garantie 

Slide 9 - Tekstslide

Consumentenorganisaties
Consumentenorganisaties zijn organisaties die de consument steunen
  • Ze geven betrouwbare informatie over producten
  • Ze geven uitleg over de rechten die je hebt

Een belangrijke consumentenorganisatie is de consumentenbond

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Waarom zijn consumentenorganisaties belangrijk?
A
Ze beperken de keuzevrijheid van consumenten
B
Ze geven betrouwbare informatie over producten
C
Ze steunen de consument
D
Ze bevorderen de winst van bedrijven

Slide 12 - Quizvraag

Vergelijkend warenonderzoek
Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken. Zo’n test heet een vergelijkend warenonderzoek.
  • Ze vergelijken de prijs van een product
  • Ze vergelijken de kwaliteit van een product
  • Ze kijken naar de gevolgen voor het Milieu
 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is de naam voor een test waarbij consumentenorganisaties producten van verschillende merken vergelijken?
A
Prijsvergelijking
B
Vergelijkend warenonderzoek
C
Milieueffectbeoordeling
D
Kwaliteitstest

Slide 15 - Quizvraag

Wetgeving
In de wet staat dat je als consument recht hebt op een deugdelijk product. Dat betekent dat het bij normaal gebruik een redelijke tijd moet meegaan.

Als dat niet het geval is, moet de winkelier het product repareren of omruilen. Of je moet je geld terug krijgen

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent deugdelijk product?
A
Een product met een lage kwaliteit
B
Een product zonder garantie
C
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat
D
Een product dat snel kapot gaat

Slide 17 - Quizvraag

Garantie
Op veel producten krijg je garantie. Dat betekent dat je ermee terug kunt gaan als iets mis mee is.

Wel moet je voldoen aan de garantievoorwaarden zoals:
  • Leeftijd product
  • Eigen schuld
  • Garantie op het juiste onderdeel

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer kun je geen aanspraak maken op garantie?
A
Als het jouw eigen schuld is
B
Als het product beschadigd is
C
Als het product oud is
D
Als het product niet goed werkt

Slide 19 - Quizvraag

Warenwet
Je wilt geen bedorven voedsel kopen. Daarom staat in de Warenwet dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid.

De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) controleert of iedereen zich aan de Warenwet houdt

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wie controleert of iedereen zich aan de Warenwet houdt?
A
GGD
B
KNMI
C
NVWA
D
RIVM

Slide 22 - Quizvraag

Je kunt nu
  • Je kunt uitleggen hoe consumenten organisaties jou als consument kunnen helpen.
  • Je weet hoe de overheid jou als consument helpt met regels in de wet.
  • Je weet wat je hebt aan garantie. 

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk!

Maken opdrachten 1.3: 30, 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41 en 42
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 1.3
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 1.3

 

timer
25:00

Slide 24 - Tekstslide