Het Partizip: Hoe maak je voltooid deelwoorden in het Duits?

Das Partizip: Hoe maak je voltooid deelwoorden in het Duits?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Das Partizip: Hoe maak je voltooid deelwoorden in het Duits?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Begrijpen wat een voltooid deelwoord is
- Kunnen uitleggen hoe het Partizip wordt gevormd
- In staat zijn om regelmatige en onregelmatige voltooide deelwoorden te herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het onderwerp en bespreek de drie leerdoelen die de leerlingen aan het einde van de les moeten bereiken.
Wat weet je al over voltooid deelwoorden in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het Partizip?
Het Partizip is een vorm van het werkwoord die wordt gebruikt om een actie te beschrijven die in het verleden is gebeurd en is voltooid.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het Partizip is en waarvoor het wordt gebruikt.
Hoe maak je het Partizip?
- Regelmatige werkwoorden: stam + t
- Onregelmatige werkwoorden: stam + en/ ge + stam + en
- Zijn en hebben: ge + stam + en

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijf hoe het Partizip wordt gevormd voor regelmatige en onregelmatige werkwoorden en voor 'zijn' en 'hebben'.
Voorbeelden van regelmatige Partizip werkwoorden
- Spielen: gespielt
- Lernen: gelernt
- Arbeiten: gearbeitet

Slide 6 - Tekstslide

Geef voorbeelden van regelmatige Partizip werkwoorden en laat de leerlingen de regelmaat in de vorming van het Partizip zien.
Voorbeelden van onregelmatige Partizip werkwoorden
- Essen: gegessen
- Sehen: gesehen
- Lesen: gelesen

Slide 7 - Tekstslide

Geef voorbeelden van onregelmatige Partizip werkwoorden en leg uit dat deze werkwoorden niet volgens een regel worden gevormd.
Hoe gebruik je het Partizip?
Het Partizip kan worden gebruikt om de voltooide tijd te vormen, om bijvoeglijke naamwoorden te maken en als onderdeel van de passieve zin.

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijf de verschillende manieren waarop het Partizip kan worden gebruikt.
De voltooide tijd
Om de voltooide tijd te vormen, gebruik je 'haben' of 'sein' als hulpwerkwoord, gevolgd door het Partizip.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit hoe de voltooide tijd in het Duits wordt gevormd met behulp van het Partizip.
Bijvoeglijke naamwoorden
Het Partizip kan worden gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te maken. Bijvoorbeeld: 'Das gebrochene Fenster' (het gebroken raam).

Slide 10 - Tekstslide

Laat zien hoe het Partizip kan worden gebruikt om bijvoeglijke naamwoorden te maken.
De passieve zin
Het Partizip kan worden gebruikt als onderdeel van de passieve zin. Bijvoorbeeld: 'Der Hund wird gefüttert' (de hond wordt gevoerd).

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe het Partizip kan worden gebruikt in de passieve zin.
Oefenen met het Partizip
Je gaat oefenen met het voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Geef de leerlingen enkele voorbeeldzinnen die voltooid deelwoorden bevatten en laat hen deze identificeren.
wohnen
A
gewohnen
B
gewohnt
C
gewöhnt
D
gewohnet

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

spielen
A
gespielen
B
gespielet
C
gespielt
D
geplayed

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antworten
A
geantwortet
B
geantwort
C
geantworten
D
geantwortut

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

versorgen
A
versorget
B
versorgt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

schwimmen
A
Ich habe geschwommen
B
Ich habe geschwimmt
C
Ich bin gesunken
D
Ich weiß es nicht

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

fotografieren
A
Hast du sie fotografieret?
B
Hast du sie fotografieren?
C
Hast du sie fotografiert?
D
Hast du sie fotografiertet?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

essen und fressen
A
gegesst und gefresst
B
gegessen und gefressen
C
gegisst und gefrisst
D
gegasst und gefrasst

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.