Herhaling H4

Herhaling H4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H4

Slide 1 - Tekstslide

Ik vind dat je harder dan 100 moet kunnen rijden op de snelweg.
A
Feit
B
mening
C
argument

Slide 2 - Quizvraag

Je mag na 19.00 uur 130 km/u op de snelweg.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 3 - Quizvraag

Je mag niet zo hard omdat je boven de 100 km/u meer dodelijke slachtoffers in het verkeer hebt.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 4 - Quizvraag

Feit: De nieuwste iPhone kost 1721,41 euro

Mening: Ik vind dat je hem het beste kunt kopen via GSMweb.nl

Argument: Want daar krijg je vaak veel korting.

Slide 5 - Tekstslide

Achtervoegsels
Sommige woorden hebben een voorvoegsel, andere een achtervoegsel:
Als je de betekenis van een woord weet, kun je vaak raden wat een achtervoegsel betekend.
Smaakloos
Waardevol
Dagelijks
Bruikbaar

Slide 6 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
De hond geeft het bot aan zijn baasje.
PV: Tijdproef/vraagproef
OW: Wie/wat + pv
GEZ: Alle werkwoorden in de zin
LV: Wat/wie + gez + ow
MV:

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
De hond geeft het bot aan zijn baasje.
PV: Tijdproef/vraagproef
OW: Wie/wat + pv
GEZ: Alle werkwoorden in de zin
LV: Wat/wie + gez + ow
MV: Aan wie + gez + ow + lv

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp:
Sepp geeft zijn huiswerk aan Twann

Slide 9 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp:
Ik geef Lasse een pen, want hij is hem vergeten mee te nemen
A
Een pen
B
Lasse
C
geef
D
mee te nemen

Slide 10 - Quizvraag

Feit, mening en argument
Een feit kun je controleren. 


Een mening is wat iemand vindt.  Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.

Als iemand zijn mening wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. Dit noem je een argument

Slide 11 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 12 - Tekstslide

Mijn
Jouw
Je
---------------------------
Mij
Jou
Je
Me
Wel bezit erachter


---------------------------
Geen bezit erachter

Slide 13 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Huis - Huisje
Kip - Kippetje
Ketting - Kettinkje
Auto - Autootje
Stem - Stemmetje
Boom - Boompje

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het juiste verkleinwoord bij:
Man
A
Manetje
B
Mantje
C
Mannetje
D
Manje

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het juiste verkleinwoord bij:
Koning

Slide 16 - Open vraag