3k - les 2 Verkleinwoorden tussen letters + Lezen H5

Welkom
- Telefoon weg
- Jas weg
- Geen eten en drinken
- Leesboek op tafel
- Chromebook/Lesboek + papier + pen
timer
3:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom
- Telefoon weg
- Jas weg
- Geen eten en drinken
- Leesboek op tafel
- Chromebook/Lesboek + papier + pen
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Woordenschat H5:
Ironie en overdrijven

Woordenschat H6:
Herhaling alle hoofdstukken

Slide 3 - Tekstslide

• synoniemen,
 omschrijvingen,
voorbeelden,
tegenstellingen,
voor- en achtervoegsels
bekende woorddelen om de betekenis van moeilijke woorden te vinden.

Slide 4 - Tekstslide

• figuurlijk taalgebruik: bedoelt de schrijver wel precies wat er staat?

Slide 5 - Tekstslide

• woorden met meerdere betekenissen (homoniemen): welke betekenis past in de tekst?

Slide 6 - Tekstslide

• overdrijft de schrijver of gebruikt hij ironie?

Slide 7 - Tekstslide

Doelen
Taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen
Je weet hoe je verkleinwoorden moet schrijven en je kent afkortingen.
Tussenletters
Je leert over tussenletters in samenstellingen.
Lezen H5
Meningen, argumenten en conclusies

Slide 8 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden en afkortingen: 
Je leert over verkleinwoorden en afkortingen
Tussenletters in samenstellingen:

Slide 9 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Verkleinwoorden
Je hebt geleerd dat je van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden kunt maken door er -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter te zetten: hand – handje; woning – woninkje; pluim – pluimpje; broer – broertje; ring – ringetje.
Let op bij woorden die op één lange klinker eindigen: pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje; tosti – tostietje; baby – baby’tje.
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.

Slide 10 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Afkortingen
Afkortingen schrijf je op verschillende manieren: met hoofdletters en met kleine letters, met en zonder punten.
Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, PSV, RTL, VN.
Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d., i.c.m., m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.
• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms.

Slide 11 - Tekstslide

Taalverzorging H5: Verkleinwoorden en afkortingen

Maken: 1, 1~, 3, 3~, 4, 4~

Let op de uitzonderingen!
Onthoud de afkortingen!
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Tussenletters in samenstellingen
Start: 
a We vonden het huis vuil in Groenlo.
b We vonden het huisvuil in Groenlo.
c Heb je pas foto’s gemaakt bij fotozaak Groen&Co?
d Heb je pasfoto’s gemaakt bij fotozaak Groen&Co?

Slide 13 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Tussenletters in samenstellingen
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. Dit is een samenstelling. De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven, maar dit kan niet altijd. Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 14 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Gebruik -en-
• als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: roos + geur = rozengeur.

Let op: gebruik geen -en- als het eerste woord
• een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
• een meervoud op -en én -s heeft: groenten en groentes, dus: groentesoep.
• iets is waarvan er maar één is, zoals zon of maan: zonnescherm.
• een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.
• geen zelfstandig naamwoord is: lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen.

Slide 15 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Gebruik -s-
• als je de -s- hoort: beroepsvoetballer, lievelingskleur. 

Vervang het tweede woord als dat woord met een -s begint. Je hoort dan of je een tussen-s moet gebruiken: varkensstal, want varkensvlees.

Slide 16 - Tekstslide

Taalverzorging H5
Tussenletters

Maken: 3, 3~, 4, 4~

Let op: een -n als het eerste deel een zelfstandignaamwoord is met meervoud op -en (er zijn uitzonderingen)
een -s (verander dan het tweede deel van de samenstelling)

timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Lezen H5
Je leert wat een mening, argument en conclusie is.

Slide 18 - Tekstslide

Lezen H5
 Met een mening, ook wel standpunt genoemd, kun je het eens of oneens zijn.

Een mening herken je vaak aan signaalwoorden zoals: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, mijn opvatting is.

Slide 19 - Tekstslide

Lezen H5
Als de schrijver uitlegt waarom hij iets vindt, geeft hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 20 - Tekstslide

Lezen H5
Aan het einde van de tekst, als de schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij soms een conclusie. De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. 

Een conclusie herken je aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent.

Slide 21 - Tekstslide

Lezen H5
Mening: iets vinden
Argument: een reden
Conclusie: soort samenvatting van meningen/argumenten

Maken: 5, 5~
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Leesboek meenemen
Taalverzorging H5
Verkleinwoorden: 3, 3~, 4, 4~
Tussenletters: 3, 3~, 4, 4~
Lezen H5
Mening, argument, conclusie
5, 5~

Slide 23 - Tekstslide