Taalspel: describing what you like and others look like
Instructies:
Verdeel de klas in groepjes van 3-4 leerlingen.
Elke leerling kiest in stilte een klasgenoot uit hun groepje.
Zonder de naam van die persoon te noemen, beschrijft de leerling de klasgenoot door uiterlijk, kleding of andere herkenbare kenmerken te benoemen.
Gebruik zinnen zoals:
He has got blonde hair and wears a blue jacket.
She is short and has curly hair.
He has got glasses and is very tall.
De andere groepsleden luisteren naar de beschrijving en proberen te raden wie er wordt omschreven.
Elk groepslid mag één keer raden.
Degene die het juiste antwoord geeft, krijgt een punt.
Blijf doorgaan totdat iedereen een klasgenoot heeft beschreven.