In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Lesprogramma vandaag
Wat vonden jullie van gisteren?
Toetsvoorbereiding
Bonus ja of nee?
Politieke spelletjes/quiz
Slide 1 - Tekstslide
Wat vonden jullie van gisteren?
Slide 2 - Open vraag
Wat hebben jullie geleerd?
Slide 3 - Open vraag
Opbouw toets
60 meerkeuzevragen, waarvan een gedeelte toepassen van leerstof op teksten 5 open vragen, waarvan 1 verplicht voor leerlingen met de bonus en de rest alleen als je de bonus niet of gedeeltelijk hebt Thema Parlementaire Democratie
Slide 4 - Tekstslide
Tips
Zorg dat je alle begrippen kent, leer dus alle vetgedrukte woorden+ betekenis
Werk rustig, streep foute antwoorden door op de toets
-Gewone rekenmachine en Nederlands woordenboek toegestaan
Slide 5 - Tekstslide
Tips
Voorbeeld toetsvraag laten zien.
Slide 6 - Tekstslide
Wat ga je nu doen?
1: spelen van een politiek bordspel
2: spelen Lessonup Quiz
3: afronden werkboek
Slide 7 - Tekstslide
Welke keuze maak je?
1: Bordspel
2: Quiz
3: Werkboek
Slide 8 - Poll
Uit welke twee onderdelen bestaat het kabinet?
A
Ministers+de koning
B
Ministers+
staatssecretarissen
C
Staatssecretarissen
+koning
D
Ministers+ ambtenaren
Slide 9 - Quizvraag
Is een voorbeeld van een autoritair regime waar religie de basis vormt
A
Aristocratie
B
Theocratie
C
Monarchie
D
Dictatuur
Slide 10 - Quizvraag
Een wetsvoorstel mag ingediend worden door Kies het beste antwoord
A
Een lid van de Senaat
B
Een lid van de Tweede Kamer
C
Een minister
D
B en C zijn juist
Slide 11 - Quizvraag
De troonrede wordt voorgelezen aan de leden van de Staten-Generaal omdat:
A
Die bepalen of de plannen door gaan
B
Vanuit traditie
C
Omdat het kabinet beslist wat er gebeurt
D
Zodat iedereen op de hoogte is
Slide 12 - Quizvraag
Bij nivellering van inkomen past het beste:
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen van allen is juist
Slide 13 - Quizvraag
Welke partijen zitten er op dit moment in het kabinet?
A
PVDA+VVD+D66
B
VVD+CDA+D66+
Groenlinks
C
Groenlinks+D66+PVDA
D
VVD+CDA+CU+D66
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
https:
Slide 16 - Link
Waarom is het opmerkelijk dat Van Rijn (tijdelijk) benoemd is geweest als minister?
A
Omdat hij eerder minister is geweest
B
Hij heeft eerder fouten gemaakt
C
Hij is geen lid van een coalitiepartij
D
Het is niet zijn vakgebied
Slide 17 - Quizvraag
Uit welke twee onderdelen bestaat de regering?
A
Ministers+
staatssecretarissen
B
Minister president+ Koning
C
Ministers+Koning
D
Minister+ambtenaren
Slide 18 - Quizvraag
De volgende partijen zijn allemaal oppositiepartijen
A
VVD+CDA+CU
B
Denk+SGP+CU
C
D66+Groenlinks+PVDA
D
PVDD+Forum+50 plus
Slide 19 - Quizvraag
Waaruit uit bestaat de Staten-Generaal?
A
Tweede Kamer+ Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Eerste Kamer
D
Koning+Ministers
Slide 20 - Quizvraag
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekent het recht van amendement?
A
De rijksbegroting goed of afkeuren
B
Verzoek aan de minister om iets te doen
C
Een wijzigingsvoorstel op een wetsvoorstel
D
Recht om vragen te stellen
Slide 22 - Quizvraag
Een kenmerk van de sociaal-democratische stroming is..
A
Persoonlijke vrijheid
B
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis
C
Bescherming van de zwakkeren
D
Zorgzame samenleving.
Slide 23 - Quizvraag
Met rentmeesterschap wordt bedoeld
A
Geen rente vragen over producten
B
Goed zorgen voor de aarde die in bruikleen is
C
Wel rente vragen over producten
D
Goed zorgen voor je naasten
Slide 24 - Quizvraag
Wat betekent het woord constitutionele in het begrip constitutionele monarchie?
A
De koning heeft absolute macht
B
De koning heeft geen macht
C
Een land met een monarchie
D
Macht koning vastgelegd in grondwet
Slide 25 - Quizvraag
Bij verkiezingen mag je stem uit brengen voor de samenstelling van
A
Kabinet
B
Tweede Kamer
C
Regering
D
Burgemeester
Slide 26 - Quizvraag
Bij Europese verkiezingen mag je stem uit brengen op een kandidaat
A
Eurocommissaris
B
Europese Minister
C
Tweede Kamerlid
D
Euro Parlementariër
Slide 27 - Quizvraag
In de gemeente heb je stemrecht om.............. te kiezen
A
Gemeenteraadsleden
B
A en C zijn goed
C
Burgemeester
D
Statenleden
Slide 28 - Quizvraag
15: De bestuurders binnen de provincie heten
A
Statenleden+ wethouders
B
Burgemeester+ wethouders
C
Gedeputeerden+
Commissaris v.d Koning
D
Ministers+ staatssecretarissen
Slide 29 - Quizvraag
De volksvertegenwoordigers binnen de provincie heten:
A
Gedeputeerden
B
Ambtenaren
C
Wethouders
D
Statenleden
Slide 30 - Quizvraag
De Statenleden kiezen de leden voor de Eerste Kamer dit noem je:
A
Directe verkiezingen
B
Benoeming
C
Fraude
D
Getrapte verkiezingen
Slide 31 - Quizvraag
De functie van wethouder is te vergelijken met de functie van
A
Statenlid
B
Minister
C
Koning
D
Gemeenteraadslid
Slide 32 - Quizvraag
Een demissionair kabinet
A
moet nog benoemd worden
B
is benoemd voor vier jaar
C
is er voor een kabinetscrisis
D
handelend alleen lopende zaken af
Slide 33 - Quizvraag
Het parlement heeft......... leden
A
150
B
75
C
225
D
250
Slide 34 - Quizvraag
Het kabinet wordt gecontroleerd door:
A
De regering
B
Ministers
C
Het parlement
D
Europees Parlement
Slide 35 - Quizvraag
Op Prinsjesdag wordt .............voorgelezen en de ............gepresenteerd
A
rede, miljardennota
B
planning en kosten
C
begroting, plannen
D
troonrede, miljoenennota
Slide 36 - Quizvraag
Thierry Baudet maakt deel uit van
A
Eerste Kamer
B
Kabinet
C
Tweede Kamer
D
Regering
Slide 37 - Quizvraag
De functie van minister op Europees niveau noem je:
A
Eurocommissaris
B
Europese Raad
C
Europarlementarier
D
Europese Ministers
Slide 38 - Quizvraag
Geert Wilders maakt deel uit van:
A
Coalitie
B
Kabinet
C
Oppositie
D
Eerste Kamer
Slide 39 - Quizvraag
De coalitie blijft altijd uit dezelfde partijen bestaan
A
Juist, daarom zijn het coalitiepartijen
B
Juist, want het zijn geen oppositiepartijen
C
Onjuist, want partijen verdwijnen soms
D
Onjuist, vanwege het formatieproces
Slide 40 - Quizvraag
Hoeveel vragen had je goed? Wat vond je van deze les?