Biologie 1.3.7

Hoe noemen we tweevoudige suikers ook wel?
A
Monosacharide
B
Polysacharide
C
Disacharide
D
Trisacharide
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoe noemen we tweevoudige suikers ook wel?
A
Monosacharide
B
Polysacharide
C
Disacharide
D
Trisacharide

Slide 1 - Quizvraag

Uit welke twee suikers is sacharose opgebouwd?
A
Glucose en glucose
B
Glucose en fructose
C
Glucose en galactose
D
Fructose en galactose

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de formule voor koolhydraten?
A
(CH2O)n
B
(CHO2)n
C
(CH2O)2n
D
(C2HO)n

Slide 3 - Quizvraag

Wat ontstaat er als afvalstof bij een condensatiereactie?
A
H2O
B
CO2
C
O2
D
CH4

Slide 4 - Quizvraag

Wat is denaturatie?
A
Het afbreken van suiker
B
Het ontvouwen van een eiwit
C
Het verkleinen van vet
D
Het afsplitsen van water

Slide 5 - Quizvraag

Lipiden
Bevatten C, H en O atomen
Vetzuren
Eindigt met –COOH binding
Onverzadigd: dubbele bindingen
Verzadigd: enkelvoudige bindingen

Slide 6 - Tekstslide

Triglyceriden
Komt voor als:
Bindweefsel (dieren)
Zaden (planten)
Opgebouwd uit glycerol en 3 vetzuren

Slide 7 - Tekstslide

Fosfolipiden
Glycerol, twee vetzuren, een fosfaatgroep
Komt voor in de celmembranen

Slide 8 - Tekstslide

Steroïden
Geen koppeling tussen glycerol en vetzuren
Bestaat uit 3 zesringen en 1 vijfring
Kunnen zijketens en/of dubbele bindingen hebben

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor lipiden?
A
Suikers
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Aminozuren

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de 4 begrippen hoort er niet bij?
A
Triglyceriden
B
Anabolen
C
Fosfolipiden
D
Steroïden

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noemen we de lange ketens aan de rechterkant?
A
Vetzuren
B
Cholesterol
C
Glycerol
D
Fosfaatgroep

Slide 12 - Quizvraag

Waar kunnen we fosfolipiden voornamelijk vinden?
A
In de celkern
B
In het celmembraan
C
In het cytoplasma
D
In de celwand

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Nucleïnezuren
Bevinden zich vooral in de kern
Bevatten genetische informatie

Twee soorten:
RNA
DNA

Slide 15 - Tekstslide

Nucleotiden
Bouwstenen van nucleïnezuren
Opgebouwd uit een stikstofbase, fosfaatgroep en suikergroep

Slide 16 - Tekstslide

Suikergroep
RNA
DNA

Slide 17 - Tekstslide

RNA
Adenine
Uracil
Cytosine
Guanine

Is enkelstrengs
Wordt vertaald naar specifieke aminozuurvolgorde


DNA
Adenine
Thymine
Cytosine
Guanine

Vormen paren
Waterstofbruggen

Slide 18 - Tekstslide

Water
Belangrijkste anorganisch molecuul in de levende cel
Reacties vinden hierin plaats
Transportmiddel

Slide 19 - Tekstslide

In het DNA is het volgende stukje AATGCGTAA. Wat is het complementaire stuk DNA?
A
AATGCGTAA
B
TTACGCATT
C
AAUCGUAA
D
TTUGCGUTT

Slide 20 - Quizvraag

In het DNA is het volgende stukje AATGCGTAA. Wat is het complementaire stuk RNA?
A
AATGCGTAA
B
TTACGCATT
C
UUACGCAUU
D
TTUGCGUTT

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste anorganische molecuul van de levende cel?
A
H2O
B
CO2
C
O2
D
CH4

Slide 22 - Quizvraag