3. Je begrijpt wat een isotoop is.
4. Je kunt aan de hand van het massagetal uitrekenen hoeveel protonen of neutronen er in een atoom zitten.
5. Je kent het verschil tussen ioniserende straling en niet ioniserende straling.
6. Je weet hoe straling wordt gemeten.
7. Je weet het verschil tussen bestraling en besmetting.