havo 3 chapitre 2 C Grammaire

PROGRAMME
  • Correction des devoirs
  • Les buts
  • C Grammaire
  • Au travail
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PROGRAMME
  • Correction des devoirs
  • Les buts
  • C Grammaire
  • Au travail

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correction des devoirs
Exercice 8d
1 A                   4 A
2 C                  5 A
3 B

Exercice 9b
1 - 2 opnemen            4 - 1 plaatsen, leggen, zetten
2 - 2 rekening             5 - 1 uitgeven, besteden
3 - 1 leren                      6 - 1 einde


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correction des devoirs
Exercice 9c
1 un scooter            2 des magazines                 3 ordinateur
4 tablette                 5 des livres                             6 casque

Exercice 11a
1 Aram: Mes parents me donnent 50 euros par mois.
Romain: Je ne reçois pas d’argent de poche.
2 Caroline: J’aime bien la musique, donc j’achète surtout des cartes pour iTunes.
3 Gabrielle: Je garde tout mon argent de poche…
j’achèterai la toute dernière tablette.




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les buts
  • Ik weet wat het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp is in het Frans.

  • Ik kan het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp toepassen in een Franse zin.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C Grammaire
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C Grammaire
Gewoonlijk kun je een meewerkend voorwerp herkennen aan het woord aan in het Nederlands
en aan à / au / aux  in het Frans

Meewerkend voorwerp
Nederlands              Frans          
aan                    à / au / aux
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C Grammaire
Voorbeeld:
Zij geven zakgeld aan Gabrielle.
Ils donnent de l'argent de poche à Gabrielle.

Meewerkend voorwerp
Nederlands              Frans          
aan                    à / au / aux
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C Grammaire
Voorbeeld:
Zij geven zakgeld aan Gabrielle.
Ils donnent de l'argent de poche à Gabrielle.

Vervangen:
Zij geven haar zakgeld.
Ils lui donnent de l'argent de poche.
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 8 - Tekstslide

Staat voor het werkwoord,
als er een heel werkwoord in de zin staat dan staat het voor het hele werkwoord.
C Grammaire
Welke woorden gebruik jij hiervoor?
mij   =   me / m'
jou   =   te / t'
hem/haar   =   lui
ons   =   nous
u/jullie   =   vous
hun   =   leur

Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 9 - Tekstslide

Staat voor het werkwoord,
als er een heel werkwoord in de zin staat dan staat het voor het hele werkwoord.
C Grammaire
Fais les exercices 13b et 13c (p.56, 57)

Tu as 5 minutes. Après, on va les corriger!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Réponses ex.13b
1 Marc n'a pas parlé à Manon.
2 Julien va poser une question au professeur.
3 Il raconte des histoires à ses copains.
4 Mon grand-père écrit souvent à ma sœur et à moi.
5 Ma sœur téléphone à son petit ami tous les jours.
6 Elle dit toujours bonjour à ses parents.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Réponses ex.13c
1 Bastien dit à sa mère que son portable ne fonctionne plus. Bastien lui dit que son portable ne fonctionne plus.
2 Il explique son problème à ses copains. Il leur explique son problème.
3 Il demande également à moi de l’aider Il me demande également de l'aider.
4 Je téléphone à une dame qui travaille chez Orange. Je lui téléphone.
5 Elle demande à Bastien d’écrire un mail.Elle lui demande d'écrire un e-mail.
6 Alors, il va envoyer un mail aux employés du service clients. Alors, il va leur envoyer un e-mail.



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ex. 13d
Vertaling van de zinnen:
1. Bastien zegt haar dat zijn mobieltje het niet meer doet.
2. Hij legt hun zijn probleem uit.
3. Hij vraagt mij ook om hem te helpen.
4. Ik bel haar op.
5. Zij vraag hem een e-mail te schrijven.
6. Dus, gaat hij hun een e-mail sturen.




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Au travail
Fais les excercices 13e et 14.





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Évaluation
Vertel kort aan jouw buurman/buurvrouw
wat jij deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Devoirs
Apprendre: grammaire C + herhaal vocabulaire A&B
Faire: ex. 14

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies