Herhaling H8 straling deel 2

H8 atomen en straling
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8 atomen en straling

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
Isotopen
Wel of niet radioactief?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Isotopen hebben een ander aantal
A
Protonen
B
Elektronen
C
Neutronen

Slide 4 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast zie je drie atomen. Zijn deze drie atomen Isotopen van elkaar?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

C-12 en C-14 zijn isotopen. Welke koolstof isotoop is radioactief?
A
C-12
B
C-14

Slide 6 - Quizvraag

Noem een stofeigenschap waarin isotopen van elkaar kunnen verschillen

Slide 7 - Open vraag

Herhaling
Activiteit
Halfwaardetijd
Koolstofdatering

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De activiteit van een radioactieve bron jodium-131 is op tijdstip t=0s 672 Bq. De halfwaardetijd tijd van jodium-131 is 8 dagen. Hoeveel kernen vervallen er dan per seconde op tijdstip 0s?
A
672 kernen
B
5.376 kernen
C
129.024 Kernen
D
464.486.400 kernen

Slide 10 - Quizvraag

Of een stof radioactief is, kun je vinden in BINAS tabel 32.

Staat er een halfwaardetijd genoemd dan valt deze stof dus uit elkaar en is dus instabiel en radioactief. 

Staat er bij de halfwaardetijd een streepje, dan is de stof stabiel (valt niet uit elkaar en is niet radioactief).

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke van de onderstaande stoffen is radioactief?
A
Waterstof-2 (H-2)
B
Koolstof-12 (C-12)
C
Aluminium-28 (Al-28)
D
Koper-63 (Cu-63)

Slide 12 - Quizvraag

Welke stof is instabiel (radioactief)? Gebruik BINAS
A
Al-27
B
Cl-37
C
I-127
D
Sn-121

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoe groot is de halfwaardetijd in dagen van de stof waarvan de grafiek van de activiteit hiernaast is weergegeven?

Slide 15 - Open vraag

Hoe groot is de halfwaardetijd in uur van de stof waarvan de grafiek van de activiteit hiernaast is weergegeven?

Slide 16 - Open vraag

Tim heeft radioactief ijzer (Fe-59) binnen gekregen. Hoeveel procent van dit radioactief ijzer is er na ongeveer een jaar (365 dagen) nog in het lichaam van Tim? Tip zoek de halfwaardetijd van radioactief ijzer op in binas. Rond je antwoord af op 1 decimaal.
A
3,1%
B
1,6%
C
0,4%
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 17 - Quizvraag

In het poolijs wordt het lichaam van een mens gevonden. Het gehalte radio-actiefkoolstof in het lichaam blijkt 8x zo laag (100% x 1/8=12,5%) te zijn als het gehalte in de atmosfeer (100%). De halveringstijd voor radio-actiefkoolstof kun je opzoeken in BINAS tabel 32 “enkele isotopen”. Hoe lang geleden is deze persoon overleden?

Slide 18 - Open vraag

De activiteit van zilver-110 is op tijdstip t=0s 4.620Bq. Wat is de Activiteit van Zilver-110 na 144s? Tip zoek eerst de halfwaardetijd van zilver-110 op in binas.

Slide 19 - Open vraag

Inge krijgt per ongeluk een radioactieve stof binnen met haar drinken, omdat haar leidingen thuis nog van lood zijn. Er zit 120 mg lood-209 in haar drinkwater. Hoeveel van deze stof is er nog in het lichaam van Inge aanwezig na ongeveer een dag? I.p.v. 24 uur mag je uitgaan van 23,1 uur. Geef je antwoord zonder eenheid en rond af op 2 decimalen.
Tip zoek de halfwaardetijd op van lood-209. Kijk hoeveel keer deze tijd verstreken is in 23,1 uur. Dit Is het aantal keer dat je de 120mg moet halveren.

Slide 20 - Open vraag

In het poolijs wordt het lichaam van een man gevonden. Het gehalte radio-actiefkoolstof in het lichaam blijkt 32x zo laag te zijn als het gehalte in de atmosfeer. De halveringstijd voor radio-actiefkoolstof kun je opzoeken in Binas gegevens van isotopen. Hoe lang geleden is de man gestorven? (tip: 32x zo laag is dus 1/32 deel van het oorspronkelijke gehalte 100%. Bereken hoeveel procent dit is. Kijk hoeveel keer je 100% moet halveren voordat je op het percentage koolstof komt dat nog in de oude resten vd man aanwezig is. Vermenigvuldig het aantal halfwaardetijd tijden met de halfwaardetijd van koolstof-14.

Slide 21 - Open vraag

Herhaling
Straling meten
Soorten straling
Effecten van straling
Dracht en doordringende vermogen
Tracer
Beschermen tegen straling
Overig

Slide 22 - Tekstslide

Hoe noem je het apparaatje waarmee je straling kunt waarnemen?
A
Bequerellmeter
B
Gammameter
C
Decibelmeter
D
Geigerteller

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk eventueel de afbeelding.

Welk soort straling is het meest schadelijk?
A
Straling met een grote golflengte
B
Straling met een kleine golflengte

Slide 24 - Quizvraag

Juist/onjuist

Botten laten meer röntgenstraling door dan organen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Juist/onjuist

Onderdelen die een donkere kleur hebben op een röntgenfoto zoals spieren, organen en andere weefsels hebben veel röntgenstraling geabsorbeerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Juist/onjuist

Van ultraviolettestraling wordt je bruin
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Juist/onjuist

Infrarodestraling is warmtestraling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Een vrachtwagenchauffeur die veel in warme/zonnige landen rijdt wordt in zijn auto niet bruin. Wel krijgt hij het erg warm in zijn auto. Welk type straling kan dus door glas heen?
A
Infrarodestraling
B
Ultraviolette straling

Slide 29 - Quizvraag

Wat is ioniserende straling?
A
Ioniserende straling is straling die warm aanvoelt
B
Ioniserende straling is straling waar je bruin van wordt
C
Ioniserende straling is straling die cellen kan veranderen/vernietigen
D
Straling is altijd ioniserend, want bij straling valt er een ion uit elkaar waarbij energie vrij komt in de vorm van straling.

Slide 30 - Quizvraag

Juist/onjuist

Infrarodestraling is ioniserende straling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Straling is niet altijd zichtbaar. Toch kun je merken dat straling aanwezig is, bijv. De straling van de zon. Aan welke twee dingen kun je merken dat straling aanwezig is?

Slide 32 - Open vraag

Welke vorm van straling heeft het grootste doordringende vermogen
A
Alfastraling
B
Betastraling
C
Gammastraling
D
Ultraviolette straling

Slide 33 - Quizvraag

Bekijk eventueel de afbeelding. Je draagt een (niet medisch) mondmasker, welke vorm van straling kan jou vrijwel geen schade toebrengen?
A
Alfastraling
B
Betastraling
C
Gammastraling
D
Ultraviolette straling

Slide 34 - Quizvraag

Welke vorm van straling is het meest geschikt als tracer? (Je moet op de toets ook uit kunnen leggen waarom)
A
Alfastraling
B
Betastraling
C
Gammastraling
D
Ultraviolette straling

Slide 35 - Quizvraag

Hoe kun je jezelf beschermen tegen straling?
A
Beschermende kleding Dragen zoals mondkapjes, loden schort
B
De tijd die je door brengt in de straling zo kort mogelijk houden
C
Zo ver mogelijk van de stralingsbron af gaan staan
D
Al deze manieren zijn juist

Slide 36 - Quizvraag

Je gaat naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te maken, omdat ze je verdenken van drugssmokkel. Hoe beschermen de röntgenlaboranten zich tegen de gevaren van de straling?

Slide 37 - Open vraag

Waarom gaan röntgenlaboranten achter een dikke betonnen muur staan?

Slide 38 - Open vraag

Enkele jaren geleden was er een kernramp in Fukushima. Een kernreactor werd kapotgeslagen door hoge golven van een tsunami. Leg uit of dit ook gevaarlijk was voor mensen in Nederland. Waarom wel/niet?

Slide 39 - Open vraag

Je gaat naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te maken van je been. Natuurlijk gebruikt men een zo klein mogelijke dosering, hoe wordt er naast een lage intensiteit voor gezorgd dat je toch zo min mogelijk schade ondervindt van deze behandeling met straling?

Slide 40 - Open vraag

Er mag vanwege de hoeveelheid straling die nog steeds aanwezig is niemand in de directe omgeving wonen van de ontplofte kernreactor in Tsjernobyl. Toch kun je tegenwoordig een bezoek brengen aan de ontplofte kernreactor in Tsjernobyl. Leg uit waarom dit wel mag.

Slide 41 - Open vraag

Wanneer wordt je als patiënt zelf tijdelijk radioactief?
A
Wanneer je met röntgenstralen bestraald wordt om een foto van je gebroken arm te maken
B
Wanneer je huid van buitenaf bestraald wordt om een kankergezwel te vernietigen
C
Wanneer je een radioactief stofje ingespoten krijgt voor een vaatonderzoek
D
Een patiënt/persoon kan nooit zelf radioactief worden

Slide 42 - Quizvraag

Wat is radioactieve besmetting?
A
Radioactieve besmetting vindt plaats als iemand die radioactief is besmet een andere persoon Aansteekt door te niezen/hoesten
B
Radioactieve besmetting vindt plaats wanneer radioactieve stoffen of materialen in de grond en/of drinkwater terecht komen
C
Radioactieve besmetting vindt plaats in een ziekenhuis als een patiënt radioactieve stoffen krijgt toegediend.
D
Er bestaat geen radioactieve besmetting, want je kunt iemand niet besmetten als je radioactief bent net als bij een virus of bacterie.

Slide 43 - Quizvraag