Examentraining
1 / 13
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Er is vooral gebruikgemaakt van argumentatie op basis van
A
kenmerk of eigenschap
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voorbeelden
Slide 2 - Quizvraag
Om welke drogreden gaat het?
A
bespelen van het publiek
B
cirkelredenering
C
overhaaste generalisatie
D
vertekenen van een standpunt
Slide 3 - Quizvraag
Op welke manier wordt in de eerste alinea van tekst 1 het onderwerp van de tekst geïntroduceerd? Dit gebeurt door
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst te geven.
B
een anekdote over het onderwerp van de tekst te geven
C
een constatering te noemen die verder in de tekst uitgewerkt wordt.
D
een voorbeeld te geven dat de vraagstelling inleidt.
Slide 4 - Quizvraag
Citeer het zinsgedeelte uit alinea 1 dat verwoordt welk punt ‘ze’ volgens de tekst hadden.
Slide 5 - Open vraag
Welke twee functies zijn dat?
A
constatering en standpunt
B
constatering en voorbeeld
C
verklaring en standpunt
D
verklaring en conclusie
Slide 6 - Quizvraag
Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 vooral gebruikt? een argumentatieschema op basis van
A
voorbeelden
B
oorzaak en gevolg
C
overeenkomst en vergelijking
D
autoriteit
Slide 7 - Quizvraag
Citeer het zinsgedeelte waarin die drogreden voorkomt.
Slide 8 - Open vraag
Functie zin 1
Slide 9 - Open vraag
Functie zin 2
Slide 10 - Open vraag
Functie zin 3
Slide 11 - Open vraag
Functie zin 4
Slide 12 - Open vraag
De hoofdgedachte van tekst 4
A
